4.
De boeken van meneer Dierickx hielpen Jan door de lange lege uren heen, de uren zonder Sonja, wanneer zij erop uit trok om te doen wat zij dacht te moeten doen. Hij gunde haar graag die vrijheid, al vond hij het ook gevaarlijk. In de krant had er nog geen opsporingsbericht gestaan, radio of televisie hadden ze hier niet. Maar als ze op straat werd herkend door een flik die haar signalement had doorgekregen, waren ze er gloeiend bij. Toch protesteerde hij niet als ze de deur uitging. Opgesloten zitten in deze muffe kamers was niks voor haar, en ze keerde telkens weer als herboren terug van haar tochten door Antwerpen.
En hij had zijn boeken. Of beter: de boeken van meneer Dierickx. Het bestuderen van die boeken hielp hem niet alleen door de lange lege uren zonder Sonja heen, maar zorgde er ook voor dat hij niet te lang stil bleef staan bij wat hem overkomen was met de zwarte spiegel. Het zou wel een wat uit de hand gelopen nachtmerrie geweest zijn, stelde hij zich voor. Iets gaan drinken in de keuken, op die stoel voor de spiegel in slaap gedommeld, gedroomd en gedacht dat hij nog wakker was. Zoiets.
Er waren heel oude, maar ook tamelijk moderne boeken bij. Haast zonder uitzondering handelden ze over magie, astrologie, reïncarnatie en dat soort onderwerpen meer. Sommige oude werken waren in het Latijn geschreven, andere in het Frans, het Engels of het Duits. Merkwaardig was, dat er maar weinig romans bij waren, dat het bijna uitsluitend om wetenschappelijke werken ging.
Nou ja, wetenschappelijk... Een zeer dik boek was getiteld Geschriften van de graaf van Saint-Germain, door de eeuwen heen. Het was de biografie van een edelman, die een paar dozijn eeuwen geleden was geboren en nog altijd in leven was, omdat hij voortdurend het lichaam van een jonger iemand in bezit nam. Dat beweerde de auteur van het schotschrift tenminste. Daarom gaf hij er vermoedelijk ook de voorkeur aan anoniem te blijven. Meneer Dierickx moest erg geïnteresseerd geweest zijn in dit boek, want hij had er een heleboel aantekeningen in gemaakt.
Elders, in een encyclopedie die nogal betrouwbaar leek, vond Jan ook een stukje over de graaf van Saint-Germain:
Niemand wist waar hij vandaan kwam of hij zijn voornaam luidde, maar volgens de grote filosoof Voltaire was de graaf van Saint-Germain 'een man die nooit sterft en alles weet'.
De graaf was een beroemdheid in het Parijs van het midden van de achttiende eeuw. Hij was rijk, een vlotte prater en sprak niet alleen zowat alle moderne talen, maar ook Latijn, Grieks, Sanskriet, Arabisch en Chinees.
In gezelschap at of dronk hij nooit. Hij beweerde dat hij genoeg had aan zijn 'levenselixir'. Velen geloven dan ook dat hij een alchemist was, die een drankje had gebrouwen dat hem de eeuwige jeugd schonk.
De graaf van Saint-Germain kon smakelijke verhalen opdissen over de koningin van Sheba, de hangende tuinen van Babylon of de manier waarop hij nog voor Jezus tussenbeide was gekomen bij de vrouw van Pontius Pilatus. In 1760 verbleef hij in Den Haag om een geheime opdracht van de Franse koning Lodewijk XV uit te voeren, maar de vrouw van een ambassadeur had hem al eens omstreeks 1700 ontmoet in Venetië. Nochtans bleef hij er altijd vooraan in de veertig uitzien, altijd even groot en donker.
In 1789 waarschuwde de graaf van Saint-Germain de Franse koning en koningin voor de Revolutie, die weldra hun hoofd zou laten rollen. Daarna vestigde hij zich in Wenen, maar tegen het einde van de achttiende eeuw trok hij zich terug in de Himalaya, om uit te rusten van zijn vele avonturen.
In de vroege negentiende eeuw daagde hij op in Engeland, onder de naam Frazer, waar hij beweerde de Romeinse keizer Nero nog te hebben gekend en de grote middeleeuwse dichter Dante persoonlijk te hebben gesproken. In 1814 nam hij deel aan een internationaal congres in Wenen en in 1905 werd hij opgemerkt in India en Tibet.
Kort voor de Eerste Wereldoorlog rustte hij opnieuw uit in een oud paleis in Venetië. Het laatste openbaar optreden van de graaf van Saint-Germain dateert van 1974: toen stond hij in Parijs de pers te woord en gaf hij een interview aan de ORTF.
Een ander boekje dat meneer Dierickx nogal geobsedeerd moest hebben, als hij op de vele aantekeningen in de marge mocht afgaan, was eenvoudig getiteld: John Dee, de grootste magiër aller tijden. Het was eigenlijk niet meer dan een brochure van een twintigtal bladzijden. Er zat geen kaft meer omheen en het titelblad was ook niet meer te bespeuren, zodat Jan het raden had naar de auteur. Voor de rest was het boekje echter nog geheel intact.
Net zoals in het boek over de graaf van Saint-Germain, had meneer Dierickx met potlood heel wat aantekeningen in de brochure aangebracht. Ze waren in zo'n pietepeuterig handschrift geschreven, dat ze meestal onleesbaar waren. En als ze wel leesbaar waren, had meneer Dierickx ze in het Engels, het Frans of het Duits gesteld. Jan deed heel wat moeite om ze vertalen.
Dit was er één van:
Volgens de Amerikaanse griezelschrijver H.P. Lovecraft verzorgde John Dee de Engelse vertaling van een uiterst gevaarlijk toverboek, een zogenaamde 'grimoire'. Die droeg als titel 'Necronomicon', ofwel: 'Het Boek van de Dode Namen'.
Het is larie en apekool dat John Dee dit toverboek zou hebben vertaald, om de eenvoudige reden dat het niet eens bestààt. Het werd namelijk verzonnen door Lovecraft. Hij deed dit echter zo overtuigend dat de Necronomicon in verscheidene populair wetenschappelijke naslagwerken werd opgenomen, en dat het boek daarin werd voorgesteld als een bestàànde grimoire. Hierdoor werd in antiquariaten en bibliotheken al gauw koortsig navraag gedaan naar dit helse toverboek, dat de lezer in contact kon brengen met sinistere en machtige wezens van buitenaardse oorsprong.
Zo doen er nog wel meer valse geruchten de ronde over John Dee. Hij speelt niet alleen een rol in het werk van Lovecraft, maar zijn 'zwart kristal' komt ook voor in verhalen van de Gentse griezelschrijver Jean Ray, ook bekend onder dat andere pseudoniem van hem: John Flanders. De Antwerpse auteur Hubert Lampo heeft aan John Dee her en der enkele pagina's gewijd, net zoals de Zuidamerikaan J.L. Borges.
Een andere aantekening luidde als volgt:
De stad Leuven kent tenminste twee legenden in verband met doctor Dee. Zij brandmerken hem als een tovenaar die zichzelf ontzichtbaar kon maken en een moord pleegde op een al te nieuwsgierig student. Deze euveldaad werd bedreven met behulp van een pop die op een mens gelijk, en die door magische praktijken leven was ingeblazen. Dit thema herinnert onwillekeurig aan de roman 'De Golem' van Gustav Meyrinck, die tevens de auteur is van een grotendeels fictieve biografie van John Dee.
5.
De grootste magiër aller tijden was ongetwijfeld de Engelsman John Dee. Gehuld in een waas van mysterie worden Dee, maar ook collega's als Paracelsus en Cornelius Agrippa, vaak geciteerd maar weinig gelezen. Zij zijn het lijdend voorwerp van heel wat loze geruchten. Zo zou John Dee model hebben gestaan voor de tovenaar Prospero, uit het beroemde toneelstuk 'De Storm' van William Shakespeare. Deze brochure wil een antwoord bieden op de vraag wie John Dee wérkelijk was, en waaraan hij zijn duistere reputatie heeft te danken. Waarom werd John Dee bijvoorbeeld 'een gezel van de hellehonden' genoemd?
In tegenstelling tot talloze andere magiërs is John Dee geen schepping van een romanschrijver. Hij is een historisch personage over wie veel documentatie bestaat. John Dee hield bovendien een dagboek bij en publiceerde verscheidene autobiografische geschriften. Veel van zijn wetenschappelijke werken bleven bewaard en we vinden zijn naam om de haverklap terug in de geschriften van tijdgenoten.
Hij was een erkende autoriteit op het vlak van de wiskunde en de Griekse en Latijnse auteurs. Hij publiceerde een eerste Engelse vertaling van de Stellingen van Euclides, mét een belangrijk voorwoord van zijn hand. Hij interesseerde zich sterk voor de kunst van de navigatie, ontwierp het idee voor de basismeridiaan van Greenwich, stelde plannen op voor de kolonisatie van Amerika en deed in opdracht van de Engelse koningin Elizabeth I onderzoek naar optische technieken. Zijn kennis van de astronomie lag aan de basis van een hervorming van de kalender. Hij was de hofastroloog van Elizabeth I, filosoof en natuurkundige, wat in de geest van die tijd ook betekende dat hij de alchemie bestudeerde. Dit is de edele kunst van het omzetten van onedele metalen in edele metalen, lood in goud met andere woorden, en van de eindeloze zoektocht naar het levenselixir, het drankje dat de eeuwige jeugd schenkt.
John Dee werd geboren in 1527. Zijn ouders kwamen uit Wales, maar hadden zich in Londen gevestigd, waar zijn vader een onbeduidende functie vervulde aan het hof. De kleine John was een vroegrijp kind. Op zijn vijftiende werd hij toegelaten tot de universiteit van Cambridge. Als de meest briljante student van Cambridge, werkte hij gewoonlijk achttien uur op vierentwintig.
Nauwelijks negentien jaar oud, construeerde hij voor een toneelopvoering van een werk van de Griekse auteur Aristophanes een ingenieuze vliegmachine in de vorm van een kever. Het ding dééd het nog ook, zodat er een regelrechte paniek ontstond onder de toeschouwers. Een dergelijk vliegend voorwerp kon immers uitsluitend gecreëerd zijn door middel van zwarte kunst! Deze beschuldiging zou zwaar doorwegen op de verdere carrière van de jonge vliegenier, die uitgesloten werd van de universiteit en Cambridge de rug toekeerde.
Toen Jan de brochure voor het eerst las, kreeg hij een eerste schok bij de passage over de vliegende kever. Hij keek naar de kevers op de metalen rekken, waarmee hij en Sonja nog wel eens hadden gespeeld. Ze deden het allemaal, de ene al wat sierlijker dan de andere. Maar vliégen, deden ze uiteindelijk allemààl.
Alsof hun bedenker, nee... hun schépper... het ene protoype na het andere had gemaakt, steeds een beetje volmaakter, tot hij een exemplaar in handen had gekregen dat het best beantwoordde aan zijn droom. En toen geen afstand meer had kunnen doen van zijn minder geslaagde exemplaren.
Een insect, vervaardigd uit een onbekend metaal, heel natuurgetrouw nagebootst, dat op eigen kracht kon vliégen, even sierlijk als zijn warm en écht levende evenbeeld, door middel van een ingenieus systeem van veren... Een metalen kever die de zwaartekracht tartte en dat bovendien op een bijzonder intelligénte manier leek te doen, zonder tegen een tafel of een stoel of wat dan ook aan te botsen...
Jan was vol bewondering geweest voor de kevers van meneer Dierickx, en tegelijk had hij ze griezelig gevonden, omdat hij niet kon begrijpen hoe Dierickx deze stunt in feite had gerealiseerd. Hij had tegen Sonja gezegd dat hij een deel van de kevers binnenkort wilde verkopen op de rommelmarkt. Ze had op zijn voorstel gereageerd met onmiskenbare opluchting.
En nu staarde Jan van de regels in de brochure over de vliegende kevers van John Dee naar de vliegende kevers van de heer Johannes Dierickx, die roerloos in de metalen rekken stonden, wachtend op twee sterke vingers die de veer in hun binnenste zouden opwinden, het raderwerk in beweging zouden zetten en hen weer tot leven zouden brengen, vrolijk klapwiekend met hun metalen vleugels.
Had Johannes Dierickx in deze brochure over John Dee de inspiratie gevonden om zijn eigen vliegende kevers te maken, of was er wat anders aan de hand?
Jan dacht aan de stem die hij had menen te horen, diep in zijn hoofd... of kwam ze van daarbuiten?
'Ik heet John en ik ben éénentachtig... Aangenaam!'
Natuurlijk was dat inbeelding geweest en had dat zinnetje uit zijn koortsdroom of wat het ook was geweest helemaal niks te maken met de John Dee uit de brochure... Wellicht zou hij die naam... John Dee... wel al eerder ergens opgevangen hebben, toen hij voor het eerst zijn blik liet rusten op deze bibliotheek van Johannes Dierickx bijvoorbeeld... Hij zou de naam daarna wel weer vergeten zijn, omdat hij niets voor hem betekende, en toen hij half in slaap terugkeerde van de keuken waar hij water was gaan drinken en was ingedommeld op die stoel voor de zwarte spiegel, was die naam plotseling weer opgedoken in zijn droom...
Ja, zoiets zou het wel geweest zijn... Dromen haalden nu eenmaal dat soort flauwe grappen uit met hun dromers!
Toch begon hij de brochure nu met zo mogelijk nog méér aandacht te lezen...
In 1547 vinden we John Dee terug aan de universiteit van Leuven, waar hij aardrijkskunde doceerde. Later zou hij aan de kost komen als astroloog. In Leuven nam hij ook contact op met Mercator, die hij twee globes en een stel navigatie-instrumenten ontfutselde.
De wereldbol, de navigatie-instrumenten... Jan kreeg het even warm en koud tegelijk, maar hij dwong zichzelf niet naar de bewuste stukken in de kamer te kijken.
Het bezorgde Dee de reputatie een politiek en industrieel spion te zijn, die werkte in dienst van de Engelse kroon. De occulte praktijken die hem zo berucht maakten, beweerde men, zouden slechts een een dekmantel vormen voor zijn spionage-werkzaamheden, wat trouwens ook van die andere astroloog, Nostradamus, werd gezegd.
De waarheid zal wel ergens in het midden hebben gelegen. John Dee liet zich inderdaad, vaak noodgedwongen, in met politiek. Anderzijds lijkt het nogal vergezocht dat iemand een zo enorme magische bedrijvigheid ten toon zou spreiden, louter en alleen om er niet van verdacht te worden op staatsgeheimen te jagen.
John Dee was protestant van overtuiging. Hierdoor dreigde hij voortdurend geplet te worden tussen een katholieke hamer en een protestants aambeeld. Toen hij terugkeerde naar Engeland, bleek de katholieke koningin Mary genadeloos alle afwijkende overtuigingen de kop in te drukken. Haar jongere halfzusje, de latere koningin Elizabeth I, werd vanwege haar protestantse sympathieën gevangen gehouden in het kasteel van Woodstock. Elizabeth vreesde daar vergiftigd te worden, of terechtgesteld, op grond van een verzonnen aanklacht. Het mag ons dan ook niet verwonderen dat ze graag eens wilde horen wat de toekomst zoal voor haar in petto had.
Toevallig was haar kamermeisje een nichtje van Dee. Deze Blanche Parry vertrouwde ze volkomen. Met Blanche als tussenpersoon stelde Dee voor Elizabeth een astrologische voorspelling op, die zowel zorgvuldig als optimistisch mag genoemd worden. De inhoud kwam immers hierop neer: 'De situatie is kritiek, maar uw leven verkeert niet in gevaar, majesteit.' Voorts stond er in de voorspelling te lezen dat Elizabeth was voorbeschikt om een zeer hoge functie te bekleden, misschien zelfs die van koningin. En waarschijnlijk zou ze een hoge leeftijd bereiken.
Elizabeth was getroost. John Dee liet haar ook horoscopen zien die hij voor koningin Mary en haar gemaal Filips II van Spanje had gemaakt. Maar toen werden de brieven, die Blance Parry in het geheim op Woodstock bezorgde, door geheim agenten van Mary onderschept. Dee werd prompt beschuldigd van afwijkende godsdienstige opvttingen, magische samenzwering tegen het leven van koningin Mary, en van het doorspelen van een vertrouwelijk document - Mary's horoscoop - aan Elizabeth.
Dee werd in de gevangenis geworpen. Pas na enkele maanden werd hij wegens gebrek aan bewijzen vrijgesproken van alle beschuldigingen, maar zelfs na zijn vrijlating diende hij nog in afzondering te leven.
Toen Elizabeth na Mary's dood in 1588 de troon besteeg, maakte zij een einde aan het kamerarrest van John Dee en begon zij hem regelmatig te raadplegen over allerlei astrologische aangelegenheden. Dee bepaalde zelfs de datum van haar kroning. Ondanks de gevoelens van achting die Elizabeth ongetwijfeld moet hebben gekoesterd voor haar astroloog, liet ze haar vriendschap nooit in het openbaar blijken. Dit betreurde John Dee ten zeerste. Wellicht meende ze het zich niet te kunnen veroorloven voor het oog van de wereld om te gaan met een man die reeds twee maal van tovenarij was beschuldigd.
Elizabeth belastte John Dee met een paar mysterieuze opdrachten op het continent. Hij schijnt daarbij een deel van zijn inlichtingen op de gewone manier verkregen te hebben, maar vaak zou hij zich ook bediend hebben van occulte methoden om de plannen van Engelands vijanden te dwarsbomen. Niettemin bleef John Dee vrezen dat op een kwade dag zijn hoofd van zijn romp zou worden gescheiden door het zwaard van de beul in de Tower van Londen. Hij besefte immers maar al te goed dat zijn beschermvrouwe niet alleen gierig en humeurig was, maar ook nogal wispelturig.
In 1563 zakte John Dee af naar Antwerpen,
Antwerpen! Jan las de passage over Antwerpen wel driemaal hardop, in de hoop dat hij zijn oren niet zou hoeven te geloven!
op dat ogenblik de grootste wereldstad en het belangrijkste intellectueel centrum van West-Europa. Als vriend van Erasmus mocht hij zich meteen kind aan huis noemen bij de drukker, uitgever en boekhandelaar Christoffel Plantijn, die ook aardig wat prenten, kaarten, wijn, spiegels, wereldbollen en sterrenkundige instrumenten verkocht.
Prenten, kaarten, wijn, spiegels, wereldbollen en sterrenkundige instrumenten!
Doctor Dee nam in die periode ook opnieuw contact op met zijn oude makker Mercator en met de cartograaf Abraham Ortelius, die tot dezelfde kring van gelijkgestemde zielen behoorde.
Vermoedelijk in de winkel van Plantijn tikte John Dee een onvolledig exemplaar op de kop van het beruchte boek 'Steganographia' van Trithemius. Dit werk heeft de reputatie verschrikkelijk occult te zijn, maar is in feite een verzameling van voor die tijd ongemeen moderne systemen van geheimschrift. John Dee vervolledigde het werk en schijnt zelfs een methode ontworpen te hebben die even efficiênt was als deze van de mysterieuze abt Trithemius.
Zijn roem steeg nu stilaan naar een hoogtepunt. Terwijl hij een graag gezien persoon aan het hof werd, ontving doctor Dee - zoals hij nu door zowat iedereen werd genoemd - sollicitaties van niet minder dan vier universiteiten: Leuven, Parijs, Oxford en Cambridge. Hij was de auteur van enkele zeer geleerde boeken, bezat een eigen laboratorium en een bibliotheek van ongeveer 4000 exemplaren. Als ik u vertel dat de universiteitsbibliotheek van Cambridge in die tijd 451 boeken en manuscripten telde, dan krijgt u een goed idee van de verhoudingen.
Wat kon doctor Dee nog meer verlangen? Af en toe kreeg hij zelfs de koningin op bezoek!
Welnu, doctor Dee verlangde naar Wijsheid. Hij verlangde naar kennis, steeds meer kennis! Doctor Dee wenste de beperkingen van de menselijke geest niet te erkennen en kreeg op die manier af te rekenen met een ernstige geestelijke crisis. Jaren waren voorbij gegaan in studie en met experimenten, maar in zijn eigen ogen was hij nog steeds geen stap verder gekomen. Soms had hij zelfs de onaangename indruk het zelfgenoegzame bestaan te leiden van de brave burger, die hij verafschuwde.
Het dorpje Mortlake aan de Thames, waar hij nu zijn moeders huis bewoonde, ademde een comfortabele gezelligheid uit. Maar gezelligheid was niet aan hem besteed! Hij had zijn eerste vrouw verloren en was hertrouwd met de lieve Jane Fromond, die hij diep in zijn hart droeg en die geen mens ooit had horen klagen. Maar evenmin zou die mooie lieve Jane ooit een antwoord geven op één van de vele vragen die hem kwelden...
6.
John Dee had zich in de winkel van Plantijn in Antwerpen ook een kristallen bol aangeschaft, las Jan.
Hij dacht aan de zwarte spiegel, want in de brochure stond dat deze kristallen bol 'een instrument was dat het concentratievermogen versterkt en de overgang naar een andere, hogere vorm van bewustzijn vergemakkelijkt. Door hedendaagse psychotherapeuten wordt het kristal wel eens gebruikt om een patiënt onder hypnose te brengen. Waarschijnlijk hebben veel kristalkijker in de loop der jaren dan ook uitsluitend aan een vorm van zelfhypnose gedaan.'
Was het dàt wat hem was overkomen, op die stoel voor de spiegel? Een vorm van zelfhypnose? Een kristallen bol was natuurlijk niet meteen een spiegel, maar hùn zwarte spiegel had wel de vorm van een ei gehad, en dat deed dan toch weer denken aan een bol!
'De techniek van het kristalkijken was in die dagen zeer populair,' las hij verder ondanks een veroordeling door de Kerk, 'die geen verschil zag tussen de kristallen bollen en de spiegels die de heksen zouden gebruiken.'
Hier had je ze al, de spiegels!
Een aantal schandalen, waaronder de zaak Dee, zouden de kristallen bol ten slotte het veld doen ruimen voor andere middelen van waarzeggerij. Tot het kristal in de negentiende eeuw aan een triomfantelijke terugkeer begon, onder invloed van de spiritisten, die met de wereld der geesten in contact probeerden te komen.
Dee's dagboek, zijn 'Private Diary', maar voor 'Het Ware en Geloofwaardige Relaas van wat Gedurende Vele Jaren Gebeurde Tussen Doctor Dee en Enkele Geesten', geven een goed idee van waar het Dee precies om te doen was. Wie de meer dan vijfhonderd slecht gedrukte pagina's van dit laatste boek bestudeert, dat een halve eeuw na de dood van John Dee door een zekere Meric Casaubon werd gepubliceerd in Londen, zal merken dat de kristalkijkerij voor de goede doctor niets te maken had met een wat kinderlijke hobby. Er doken reële gevaren op, niet zozeer van occulte, maar wel van psychologische aard.
Dagenlang staarde doctor Dee in de vochtige diepten van een kristal. Hij nam eigenaardige geluiden waar, hoorde vreemde stemmen en droomde vreemde dromen, maar grinnikte wijselijk als hij werd bespot vanwege de verwrongen, lachspiegelachtige effecten van het glas.
En dan, op 25 mei 1581, noteerde John Dee triomfantelijk in zijn dagboek: 'Ik heb een visioen gezien in het kristal!'
Later zou hij hieraan toevoegen: 'Gedurende vele jaren, op plaatsen ver en nabij, heb ik in talloze boeken in diverse talen gewroet, met allerlei mannen beraadslaagd, met mezelf gediscussieerd, opdat ik een glimp van de Waarheid en de Werkelijkheid zou mogen opvangen. Mij herinnerend dat ik gelezen heb hoe vele goede engelen in Gods opdracht naar de aarde werden gezonden om de mens te leren, te informeren en te helpen, denk ik nu dat ik voldoende heb gestudeerd. Want ik ben ervan overtuigd dat de Wijsheid niet kan gevonden worden door een menselijk wezen, maar dat Zij uitsluitend afkomstig kan zijn van U, o God.'
Zoals andere vrome speurders naar verborgen wijsheden en ondanks het visioen van 25 mei, beschikte Dee zelf als ziener niet over voldoende kwaliteiten om in zijn eentje nog enige vooruitgang te boeken. Hij had een 'gespecialiseerde ziener' nodig, die hem al of niet door God of een handlanger van god in de vorm van een engel zou toegezonden worden. Dee vond zo'n 'medium' in de persoon van Barnabas Saul, die kort daarop echter aan de haal ging en een ware lastercampagne tegen de goede doctor startte. Vermoedelijk was Saul dan ook een spion van Dee's vijanden.
Enkele dagen later daagde Edward Kelley op,
Kélly!?
die om één of andere duistere reden voordien Talbott heette. Deze Kelley, zevenentwintig jaar jonger dan de doctor, wordt door sommigen beschouwd als een uitstekend medium, door anderen als een verstokt charlatan. Waarschijnlijk lag ook hier weer de waarheid ergens in het midden. Kelley was reeds gestraft wegens valsheid in geschrifte en daardoor zijn beide oren kwijtgespeeld, maar anderzijds lijkt hij wel degelijk échte visioenen te hebben gehad. De zwarte kap die zijn littekens moest verbergen, droeg dan weer bij tot zijn sinistere reputatie.
Volgens sommigen had Kelley 'de afschuwelijke kunst der necromantie' bedreven. Dit is niets anders dan 'het op een duivelse manier ondervragen van de doden, om tot kennis van toekomstige gebeurtenissen te komen'. Tevens zou Kelley in het bezit geweest zijn van een beroemde alchemistische handleiding en van twee onbestemde poeders, opgedolven in de nabijheid van de beroemde abdij van Glastonbury.
Dee vond in de wispelturige Kelley een allerminst betrouwbare partner, maar hij had diens gaven als ziener nu eenmaal even hard nodig als de verstandelijk minder begaafde Kelley het intellect van de doctor nodig had. Wat de geloofwaardigheid van de gebeurtenissen betreft die op Kelley's verschijning volgden, hebben we alleen Kelley's woord. Hoewel Dee de opgeroepen geesten - via Kelley - ondervroeg en zorgvuldig nota nam van de antwoorden op zijn vragen die hij - eveneens via Kelley - kreeg, verklaarde Dee tijdens de séances nooit wat gezien of gehoord te hebben.
Kelley lag dus ongetwijfeld aan de basis van de boodschappen die doorkwamen, zodat de kans bestaat dat het allemaal bedrog is geweest. Persoonlijk ben ik er evenwel van overtuigd dat deze stelling al te simpel is. En mijn mening op dit punt wordt gedeeld door niemand minder dan professor E.M. Butler, die in twee boeken, verschenen bij de universitaire uitgeverij van Cambridge in 1948 en 1949, deze zaak uitvoerig behandelde.
De voortdurende vrees van de ziener dat de door hem opgeroepen geesten een duivelse in plaats van een engelachtige aard zouden hebben, zijn herhaalde vluchtpogingen, zijn uitbarstingen van woede, zijn bedreigingen en vaak ook zijn onwil om door te gaan met de experimenten... Dit alles werd wel eens verklaard als sluwe zetten om de aandacht van doctor Dee vast te houden. Maar de doctor was uit zichzelf al fanatiek enthousiast genoeg dat hij geen enkele aansporing meer nodig had, alleen al omdat hij er heilig van overtuigd was dat er wel degelijk engelen in het kristal verschenen. Ik geloof dus dat Kelley gewoon bang was voor de engelachtige én andere gedaanten die hij zag verschijnen, zowel in als buiten het kristal, en voor de vreemde stemmen die hij hoorde.
Deze passage kende Jan na verloop van tijd letterlijk uit het hoofd:
Dee zat naast Kelley en nam nota. In november 1582, tegen zonsondergang, zag Dee in het westelijke venster van zijn laboratorium de gedaante van een engelachtig kind, dat later door hem 'Uriël, de Geest van het Licht' werd genoemd. De verschijning droeg een zwarte steen, schitterend en helder, in de vorm van een ei, maar veel groter. Uriël verzocht Dee dit geschenk aan te nemen, maar zo waarschuwde de engel hem: 'Laat geen sterfelijke hand het ooit aanraken, tenzij die van uzelf!'
Hier dook hij weer op, de zwarte spiegel! En Jan twijfelde er niet meer aan dat het wel degelijk om de zwarte spiegel ging die bij hen was bezorgd!
De overhandiging van deze zwarte spiegel vond niet plaats tijdens één van de gewone zittingen rond de tafel waarop de ordinaire kristallen bol van Plantijn was geplaatst. Evenmin schijnt Kelley op dat ogenblik in het laboratorium aanwezig te zijn geweest, tenzij - volgens sommigen - vermomd als Uriël. Anderen evenwel, zoals Jacques Bergier, noemen Uriël geen engel en geen vermomming van Kelley, maar een buitenaards wezen. Het gepolijste, antracietachtige kristal zal later hoe dan ook in het bezit komen van de beroemde auteur van griezelromans, in de beste romantische traditie, Horace Walpole. Het bevindt zich op het ogenblik dat ik deze regels schrijf in het British Museum.
De kristallen bol werd gelaten voor wat hij was. De menslievende doctor Dee had met behulp van de geesten die hem en vooral Kelley toespraken vanuit het kristal geprobeerd een buurvrouw te genezen, zonder veel resultaat. Toen hij samen met de kristalgeesten een verborgen schat trachtte te vinden, leverde dat ook niets op. Maar deze zwarte spiegel kwam niet zomaar uit een Antwerpse winkel, deze zwarte spiegel werd hem geschonken door Uriël, de Engel van het Licht!
De wijze waarop Dee en Kelley met de spiegel werkten, was dezelfde als de manier waarop ze met het kristal hadden gewerkt, en ook in en rond deze spiegel verschenen geesten, zoals bij de kristallen bol het geval was geweest. Maar de resultaten die de beide magiërs verkregen met de spiegel, waren van een heel andere orde! Vele voorspellingen die Kelley maakte met behulp van de kristalgeesten, bleken vals te zijn. Praktische vragen werden beantwoord met banaliteiten. Maar de voorspellende visioenen die Kelley zag in de zwarte spiegel, maakten doctor Dee al meteen duidelijk dat ze ditmaal een veel betrouwbaarder instrument in handen hadden...
Zo noteerde Dee in 1583 zeer gedetailleerd de onthoofding van een rijzige, mooie vrouw door een zwarte man. Daarop aansluitend kreeg Kelley een waarschuwing door voor een aanval over zee door een buitenlandse macht. Kelley had een visioen waarin de zee met schepen bezaaid leek en de engel Uriël, die hen de spiegel had overhandigd maar tegelijk ook in de spiegel leek te wonen, verklaarde dat de veiligheid van Engeland door een grote vloot werd bedreigd.
Maria Stuart, koningin van Schotland, werd in 1587 terechtgesteld op de wijze zoals door Dee werd beschreven. En de Spaanse Onoverwinnelijke Armada zeilde in 1588 richting Engeland, met de bedoeling daar troepen aan land te zetten. Maar zover is het nooit gekomen...
Nu kan men zich inbeelden dat de verscheidene hooggeplaatste contactpersonen van doctor Dee er weinig voor voelden topgeheime informatie door te spelen, als zij daarmee het risico liepen hun hoofd te verliezen. Gesteld dat de plannen voor een invasie van Engeland reeds enkele jaren voor het uitzeilen van de Armada bkend waren aan een kleine groep Spaanse edelen, dan zou het onmiddellijk duidelijk zijn dat er zich een lek bevond in deze beperkte kring, indien Engeland plotseling en hals over kop aan zijn vloot begon te werken. Als een magiër met de reputatie van doctor Dee evenwel in een visioen 'een zee, bezaaid met schepen' zag, zou men in die van bijgeloof stijf staande zestiende eeuw niet meteen denken aan een verrader. Men zou integendeel denken aan informatie, verkegen met behulp van duivelse occulte praktijken. Op die manier bleef doctor Dee dus, onder een magisch mom, inderdaad bedrijvig als spion.
Anderzijds was doctor Dee ook een écht geleerde, een man van de wetenschap en - als kind van zijn tijd - een verstokt en overtuigd magiër. Wendde hij zijn magische praktijken wel eens aan als dekmantel voor bepaalde politieke doeleinden, dan was het ontegensprekelijk óók zo dat hij al gauw een methode had ontdekt in de klaarblijkelijke waanzin die zijn ziener Kelley in zijn macht kreeg, zodra hij in de duistere diepten van de zwarte spiegel keek, die een onaards soort licht leek te weerkaatsen.
Het hypnotische effect van kristalkijken is bekend en Kelley werd nu, starend in de zwarte spiegel, bezocht door steeds woestere hallucinaties, waarin zijn lage begeerten en instincten een belangrijke rol speelden. Hij werd als het ware meegesleurd door driften waarvan hij zich niet bewust was, maar die levensecht werden geprojecteerd in het zwarte antraciet. Dee van zijn kant, dorstend naar kennis, trachtte de fenomenen te begrijpen die zich voor zijn verbijsterde ogen afspeelden en ontdekte de rode draad die door al hun experimenten liep.
Er huisden namelijk niet alleen geesten ín de zwarte spiegel, zoals de Engel van het Licht, met wie een ziener in contact kon treden, die door deze ziener buiten de spiegel konden worden gebracht en van wie de stem, al of niet door de mond van de ziener, kon worden gehoord. De zwarte spiegel en de geesten van de spiegel hadden ook een duidelijk effect op de menselijke géést van de gespecialiseerde ziener en in mindere mate van al wie in de spiegel keek.
De spiegel liet de geest van Kelley als het ware uit zijn lichaam treden, en terwijl dit lichaam slap en levenloos op de grond viel, hield de spiegel deze menselijke geest even vast en vervulde hem van de onmenselijke en de bovenmenselijke geesten die de spiegel bewoonden. En daarna liet de spiegel de menselijke geest weer in zijn lichaam terugtreden en verklaren wat hij daar in de spiegel had waargenomen.
Johannes Dierickx moest deze laatste passage zeer interessant gevonden hebben, want hij had ze met een dikke lijn onderstreept en drie uitroeptekens achter de laatste zin gezet...
Terwijl doctor Dee bleef doorgaan met de experimenten, verwaarloosde hij zijn andere werk, zodat hij al gauw geplaagd werd door financiële problemen... Zijn gierige beschermvrouwe, koningin Elizabeth, was van oordeel dat hij die best zélf kon oplossen, aangezien hij toch een alchemist was. Maar de techniek waarmee lood in goud kon worden omgezet, had John Dee nog niet ontdekt.
De spiegelgeesten werden ernstig ondervraagd over deze zaak.
'Kunt u mij soms honderd pond lenen voor een paar weken?' vroeg een wanhopige doctor Dee op een goede dag aan een vrouwelijke en allerminst engelachtige spiegelgeest die zich Madimi noemde.
Maar Madimi bleek al haar geld in een vorig leven al 'door deuren en vensters' te hebben geworpen, en toen Kelley het van Dee overnam, braakte ze een hoop verwensingen uit aan het adres van die kerel zonder oren die maar al te graag onder haar rokken zou loeren.
Uriël weigerde de beide magiërs ook al behulpzaam te zijn. 'Zilver en goud geef ik niet,' zei het engelachtige wezen. 'Mijn zegen is veel meer waard dan het slijk der aarde.'
Dee probeerde de Poolse prins Alasco, die op dat moment aan het hof verbleef, nu als geldschieter in te schakelen voor een aantal alchemistische experimenten, waartoe hij met behulp van de spiegel wilde overgaan. Dee deed daarvoor een beroep op de ijdelheid en de ambitie van prins Alasco. Volgens de spiegelgeest Galvah was de prins, die ook kortweg 'Laski' werd genoemd, ongetwijfeld de toekomstige koning van Polen. De rest van de wereld zou hij eveneens zegenen met zijn weldaden. Maar hoe kon Laski dat doen, als hij niet in het bezit was van een onuitputtelijke bron van goud? Dee nodigde Laski uit bij hem thuis en liet Galvah zijn voorspelling en zijn vraag herhalen.
Laski zag wel iets in een onuitputtelijke bron van goud waarmee hij de mensheid kon zegenen en die tot zijn beschikking zou komen te staan, als hij bereid was de experimenten met de spiegel te bekostigen. Jammer genoeg werd hij dringend terug in Polen verwacht. Prins Laski liet een som geld achter die de doctor, zijn vrouw Jane, zijn zoon Arthur en Kelley en diens vrouw in staat moest stellen hem achterna te reizen naar Polen, waar ze zich dan verder over het antwoord op deze vraag konden buigen. Dee nam zijn zwarte spiegel en een aantal boeken mee, Kelley zijn poedertjes en zijn alchemistische handleiding die tot op dat ogenblik nog van geen enkel nut waren geweest.
Nog voordat het gezelschap de uitgestrekte landgoederen van Laski bereikte, onderging de relatie tussen Dee en Kelley een eerste ernstige crisis. In mei 1584 bevonden ze zich in Krakau, toen de spiegelgeesten aan Kelley lieten weten dat hij alle meegebrachte boeken en geschriften diende te verbranden. Het is niet duidelijk hoe Dee hierop reageerde. Verscheidene andere beroemde én beruchte magiërs hadden op een bepaald ogenblik ook een dergelijke opdracht uit hogere sferen gekregen en hadden hun toverboeken vervolgens eigenhandig vernietigd: Salomon, Simon Magus, Roger Bacon,... Telkens was er daarbij sprake geweest van een geestelijke crisis, een mysterieuze noodzaak, een zekere bedreiging.
Naarmate zij het landgoed van Laski naderden, begon de spiegelgeest Galvah ook steeds wisselvalliger te denken over de aanvankelijk zo rooskleurige toekomst van de Poolse prins. In plaats van koning van Polen en weldoener van de rest van de wereld, zag Galvah de prins nu 'vernietigd' worden, net zoals Dee en zijn 'miserabele bedelarij' trouwens. De boze spiegelgeesten begonnen er bij Dee steeds harder op aan te dringen dat hij zijn goddeloze en godslasterlijke boeken zou vernietigen, maar Dee zwichtte niet voor hun dreigementen en probeerde hen verder over van alles en nog wat te ondervragen.
Alle documenten zwijgen over de gebeurtenissen tussen september 1585 en eind april 1586. Vermoedelijk was Kelley verantwoordelijk voor de rituele verbranding van Dee's boeken op tien april, want nergens bevestigt de doctor dat hij erbij aanwezig was. Blijkbaar was Kelley té bang geworden voor de geesten. Op dertig april werden drie van Dee's boeken hem echter teruggegeven, op wat hij 'een miraculeuze manier' noemt, maar waar hij voor de rest erg vaag over blijft. Later zou Kelley de doctor nog andere geschriften bezorgen, die - zo beweerde hij - eveneens 'ongeschonden uit het vuur' waren gekomen.
De beide magiërs lieten prins Laski voor wat hij was, en nog voor ze zijn kasteel bereikt hadden, maakten ze rechtsomkeert en trokken ze naar Praag. Daar wilden ze keizer Rudolf II spreken. Rudolf had echter een boodschap ontvangen, eveneens 'afkomstig van geesten'. Wat die hem precies hadden meegedeeld, kan niemand zeggen. Maar het moet wel een voor Dee erg onprettige boodschap geweest zijn, want toen hij aan het hof arriveerde, werd hem prompt de deur gewezen.
Ondertussen hadden de ondervragingen van de spiegelgeesten tot een nieuwe ontdekking geleid. Via cijfers en vierkanten die de geesten in de spiegel deden verschijnen en die konden herleid worden tot letters en woorden, waren ze begonnen met het ontsluieren van de geheimen van het wonderbaarlijke zwarte ei waarin zij woonden. Dee noteerde, in code, hun verklaringen over het leven in de spiegel, de manier waarop zij in en uit de spiegel traden en de effecten op de menselijke geest. De spiegelgeesten hadden hierop aangedrongen, om hun geheimen te beschermen.
Het bewuste boek begon aldus:
Logaeth seg lovi brtnc
Larzed dox ner habzilb adnor
doncha Larb vors hirobra
exi vr zednip taiip chimvane
chermach lendix nor zandox
'In deze woorden liggen de Mysteries van Onze Schepping besloten,' verklaarden de geesten van de zwarte spiegel, 'evenals de Eeuwigheid en het Einde van Onze Wereld.'
Volgens Kelley doemden er bij deze experimenten niet alleen cijfers en vierkanten op, die letters en woorden moesten vormen, maar ook draken en padden. Hij trachtte de experimenten dan ook voortdurend te stoppen, maar de beelden bléven doorkomen.
Volgens doctor John Dee bevatte dit boek in code, dat hij 'Logaeth' titelde, alle kennis die ooit tot uitdrukking was gebracht of zou komen door menselijke én bovenmenselijke geesten.
Kelley begon een steeds chaotischer gedrag te vertonen, weigerde vervolgens categoriek de experimenten verder te zetten en ging ten slotte aan de haal. Dee's vrouw Jane en daarna zijn achtjarig zoontje Arthur namen zijn plaats voor de magische spiegel in, maar de volkomen uit het lood geslagen echtgenote en zoon van de goede doctor zagen enkele een stuk of wat vierhoeken, punten en cijfers zonder enige samenhang. Arthur zag zelfs voornamelijk mannen met kronen en leeuwen. En de doctor nam ook al geen symbolen waar die hij op de bekende manier kon omzetten tot letters en woorden.
Kelley keerde terug en de vrouwelijke geest Madimi vertoonde zich nu schaamteloos naakt aan hem en beval de beide magiërs onderling te ruilen van vrouw. Zowel de vrouwen als de magiërs zelf protesteerden heftig, maar gaven uiteindelijk toe, om de experimenten te kunnen voortzetten.
Velen hebben deze gang van zaken bestempeld als een truuk van Kelley om mevrouw Dee, Jane Fromond, in zijn bed te krijgen. Nog voor het zo ver kon komen, begon Kelley echter weer 'in tongen te spreken'. Hij wrong zich daarbij in allerlei bochten om zowel aan de toorn van God, als aan die van de geesten, de vrouwen en de goede doctor te ontsnappen, omdat zij hem zonder uitzondering ervan beschuldigden de laatste boodschap van Madimi zélf te hebben verzonnen. Over wat er uiteindelijk gebeurd is tussen de beide magiërs en hun vrouwen, blijven alle bekende geschriften duister.
In de herfst van 1589 keerde Dee met zijn gezin terug naar Engeland. Kelley zou hem achterna komen. Hij had immers eerst nog wat te doen in Antwerpen, niemand schijnt precies te weten waarover dit ging. Kelley van zijn kant hield zijn belofte niet, zodat Dee zich genoodzaakt zag opnieuw naar het continent te reizen en zowat heel West-Europa af te speuren naar zijn onmisbare assistent. Tijdens zijn afwezigheid werd zijn ontschatbare bibliotheek in Mortlake, evenals zijn laboratorium, tot overmaat van ramp nog geplunderd door het gepeupel dat hem 'een gezel van de hellehonden' noemde. Die bijnaam was hem uit van het hof van keizer Rudolf in Praag vooruit gereisd.
Kelley zou later ook opduiken in Praag, waar dezelfde keizer Rudolf hem uiteindelijk toch verzocht een aantal alchemistische experimenten uit te voeren. Toen hij er niet in slaagde lood in goud te veranderen, werd hij gekerkerd en vervolgens alleen vrijgelaten om dit Grote Werk tot een goed einde te brengen. Kelley verloor zijn geduld en vermoordde een cipier. Hij werd opnieuw in de gevangenis geworpen, waaruit hij in 1595, op éénenveertigjarige leeftijd, probeerde te ontsnappen. Hij bond een paar lakens aan elkaar en klom door het raam. De lakens scheurden, hij stortte naar beneden en schijnt de val niet lang overleefd te hebben.
Dee vond geen ziener meer van Kelley's kaliber. Koningin Elizabeth schonk hem af en toe een kleine som geld. Hij schreef een tranerig verslag over zijn triomfen, maar vooral over zijn tegenslagen, en repte met geen woord over de zwarte spiegel.
In het jaar van Kelley's dood bezorgde Elizabeth hem een postje in een school in Manchester. Maar al gauw diende de doctor daar zijn ontslag in en trok hij zich terug in Mortlake, waar hij voortaan aan de kost kwam met het trekken van horoscopen voor jonge paartjes.
Lang geleden werd doctor Dee, 'de gezel van de hellehonden', van de universiteit gegooid omdat hij 'verdoemde geesten' zou hebben opgeroepen. In diezelfde geur van verdorvenheid stierf hij, kort nadat de opvolger van Elizabeth hem om precies dezelfde reden een bescheiden pensioentje had geweigerd.
Wat ook de aard was van de geesten die Kelley voor hem had opgeroepen, zoals eentje had voorspeld, brachten ze hem inderdaad tot de bedelstaf...
Reacties