TWAALF
Stel je voor: een donkere spelonk van zwartgrijs papier maché. In het midden een ketel, waaronder - onzichtbaar voor het publiek - een elektrische kookplaat geplaatst is. Uit de ketel stij-gen hete dampen op, terwijl de donder rommelt in de boxen. Die donder is afkomstig van een CD met alleen maar geluiden op, van het soort dat door toneelgezelschappen wordt gebruikt om hun opvoeringen wat op te fleuren.
Drie heksen komen op, gekleed in vieze vodden. Ze zijn zwaar geschminkt, in het bezit gesteld van valse kromme neuzen en dikke wratten en hebben groene en paarse pruiken op het hoofd.
Hun namen?
Carla, Anja en Opperheks Betty.
Uit de boxen wordt het publiek nu een aardig stukje house in de maag geramd. De heksen geven elkaar de hand en beginnen rond de dampende ketel te dansen. Op het stampende ritme van de muziek zingen ze:
Rond de ketel danst een kring,
gooit er gif en darmen in.
Dagen en nachten, dertig en één,
slapend onder een kille steen,
zweette het padje zijn venijn:
het moet nu in de ketel zijn!
Dobbel dobbel, pook en stook,
vuurtje brand en ketel kook.
Terwijl we om de ketel dansten, gooiden we alle ingrediënten van het hellesoepje in het ziedende water:
Hondstong, dons van vledermuis,
stekertje van blind gespuis,
gaffeltje van addertong,
teentje van een kikkerjong,
oog en poot van hagedis,
al wat taai en tover is!
Hellesoepje, kook en kis!
Dobbel dobbel, pook en stook,
vuurtje brand en ketel kook!
We gooiden er drakeschubben in. Een wolvetand. De vleugel van een schele uil...
Allemaal nep natuurlijk. Namaak. Geert en Peter verzorgden de speciale effecten en dat deden ze perfect, want van ver zag het er allemaal even vies en gruwelijk uit.
We roerden er nog maag en muil uit een zoutzeehaai getrokken en dolle kervel 's nachts geplokken in.
'Dichterlijke vrijheid,' had DDT gezegd. 'Geplokken bestaat wel niet, dat moet eigenlijk geplukt zijn, maar als je dolle kervel 's nachts geplukt schrijft, dan rijmt het niet meer. Bovendien klopt het dan niet meer met het ritme.'
Dus werd het geplokken. Het was werkelijk on-voor-stel-baar!
Dikt de brij tot lijm en slijm,
steek erbij wat tijgerpens
en 't helse brouwsel is naar wens!
Dobbel dobbel, pook en stook,
vuurtje brand en ketel kook!
Koel het af in bavianenbloed
en 't toverding is gaar en goed!
Net toen we er nog wat gal van bokken, een Turkenlip en een Tartarentoot ingekeild hadden, schreeuwde Vera kort maar scherp. We keken met z'n allen verrast de donkere zaal in. Verstoord zette DDT de geluidsinstallatie uit.
'Blijf met je poten van m'n lijf!' krijste ze.
Als een furie stormde ze naar voor. Daarbij botste ze hard tegen Peter aan, die net een kleverige brij stond aan te dikken tot lijm en slijm. Hij kreeg het spul, op basis van verf, over zijn trui.
'Mag ik weten wat er aan de hand is?' informeerde DDT.
'Steven moet mij met rust laten, meneer! Het is al erg genoeg dat hij op het podium aan mij zit te frunniken!'
Ik hoorde Carla gniffelen. 'Stille waters, diepe gronden.'
Anja snoof woest.
Nochtans kon ik me moeilijk voorstellen dat Steven zo'n genie-pig kereltje was. Hij was trouwens veel te verlegen om de katjes te knijpen in het donker. Ergens vanuit het donker klonk dan ook een verontwaardigd gegrom, als van een beer in zijn hol. Maar Vera gaf hem de kans niet om zich te verdedigen.
'Hebben jullie je dan nooit afgevraagd waarom hij Rik te lijf ging, terwijl dat helemaal niet nodig was?'
Ze keek ons uitdagend aan. Er viel een ongemakkelijke stilte. Zelfs DDT wist met deze situatie geen raad. Al die intriges gingen zijn petje duidelijk te boven.
Vanuit de schaduwen drong een zacht en klaaglijk gekreun tot ons door. De beer was gekwetst.
'Ga jullie meningsverschillen buiten uitvechten,' zei DDT. 'We hebben nu geen tijd om ons met dat soort kleinzieligheden bezig te houden. Herneem de laatste strofe nog eens, meisjes!'
DDT waste zijn handen in onschuld en startte de muziek.
Dikt de brij tot lijm en slijm...
Zoals gewoonlijk, begonnen we ongelijk. DDT had het al een poosje afgeleerd ons daar nog opmerkingen over te maken. Zodra we op dreef waren, vonden we langzaam maar zeker wel hetzelfde ritme. Deze keer kwamen we echter niet verder dan de eerste zin. Opnieuw was het Vera die roet in ons hellesoepje gooide. Eerst met haar scherpe, stilaan overbekende gil en daarna met een aardig potje spartelen op het gangpad.
'Wel een vreemde plaats om te leren zwemmen,' spotte Geert.
We proestten het uit. De feeks krijste ondertussen lustig verder. Horen en zien verging erbij.
Peter schakelde het zaallicht aan en het kreng scharrelde over-eind. Haar wang was ontveld en rond haar linkeroog ontwik-kelde zich een leuke zwelling. Zo te zien was ze tijdens haar val met haar mooie snoetje tegen een stoel aangeknald.
Misschien lag het aan de schaduwen of aan de verf op haar gezicht, maar ik geloof dat de huid onder haar linkeroog ook al begon te verkleuren. Donkerblauw.
Nog een paar uur en het zou paars zijn, bruinachtig paars. En dan zou het groen worden. En geel. Kortom, straks zouden alle ongewenste kleuren van de verdomde regenboog op haar mooie snoetje weerspiegeld worden.
Zonde hé?
Plots sprong het serpent, nog altijd lenig als een panter, boven op Steven. Met haar vuistjes begon ze woest op zijn brede borst te trommelen.
'Is 't nu gedaan, ja?' schreewde DDT, in een ontroerende variante op zijn beroemde Zal het gaan, ja?
Hijgend liet de feeks zich op een stoel neervallen.
'Mag ik nu eindelijk...?' begon DDT.
Maar Vera onderbrak hem meteen:
'Hij heeft me voetje gelicht!'
En ze stak een beschuldigend vingertje uit richting Steven, die een paar passen verderop ongelovig het hoofd stond te schud-den.
'Niet waar!' kreunde hij.
'Ik wilde naar de kleedkamers gaan, toen...'
'Niet waar! Niet waar! Niet waar!' herhaalde Steven.
Zijn hoofd zwaaide log heen en weer, als dat van een aange-schoten olifant.
Ik was best bereid hem te geloven. Waarschijnlijk was Vera zo lomp geweest, dat ze in het halfdonker over haar eigen welgevormde voetjes was gestruikeld, uitgegleden en op haar o zo knappe gezichtje gevallen. Maar al de anderen aarzelden en keken Steven verwijtend aan.
'Zo lang hij meedoet, zie je mij hier niet meer!' riep Vera uit.
En ze sprong op en liep naar de kleedkamer. Met een smak gooide ze de deur achter zich dicht.
De stilte die daarop volgde, werd alleen om de paar seconden onderbroken door het rommelen van de donder in de verte. Iemand had de CD met de toneelgeluiden op repeat gezet.
'Kunnen een paar vriendinnen van Vera haar niet gaan opzoeken?' vroeg DDT. 'Een troostend woordje kan wonderen doen in een situatie als deze...'
Als bij toverslag stonden er, tegelijk, wel een dozijn 'vrien-dinnen van Vera' op om het gevallen serpent te gaan troosten, moed in te spreken, op te beuren. Uiteraard voelde ik mij 'in een situatie als deze' eveneens een vriendin van Vera.
We troffen haar snikkend aan op haar geliefkoosde plekje: voor de spiegel. Gewoonlijk dienden spiegels voor de ijdele trien alleen maar om zichzelf in te bewonderen. Spiegeltje, spiegeltje aan de wand... Nu viel er echter bitter weinig te bewonderen...
DDT, die zich blijkbaar ook al als een vriendin van Vera beschouwde, was ons gevolgd. Of misschien vond hij het toch wel een beetje verdacht dat zoveel meisjes zich plotseling geroepen voelden zijn steractrice op te monteren, en wilde hij een oogje in het zeil houden.
'Vera, luister...' begon hij voorzichtig.
'Laat mij met rust!' onderbrak de feeks hem weer. 'Optreden is er voor mij nu toch niet meer bij!'
En daar ging ze nog maar eens aan het jammeren. Voor een toevallige toeschouwer zal het er wel overtuigend uitgezien hebben, maar ik vond dat ze een beetje té veel overacting in haar spel legde.
'Ik heb er mijn buik goed van vol! De hele sfeer is hier verpest! Steven heeft me voetje gelicht en...'
'Dat is een ernstige beschuldiging, Vera,' viel DDT haar op zijn beurt in de rede.
Hij deed zijn uiterste best om zich zo onpartijdig mogelijk op te stellen. Als hij Steven immers al te zeer voor het hoofd stootte, haakte die misschien ook nog af. En als het dan nog een tijdje op die manier doorging, kon hij Macbeth nogmaals herwerken. Tot een monoloog of zo.
'Kan me niet schelen!' krijste de tang. 'Ik ben niet van plan hier nog mee door te gaan zo lang Steven ook meespeelt!'
'Maar Vera toch...'
'Ik ben mijn leven nog niet moe, hoor!'
'Overdrijf je nu niet een beetje? En waar moet ik zo gauw iemand vinden die jou kàn vervangen, Vera?'
Jaja, dacht ik. Dikt de slijm tot lijm, gooi er dan nog maar wat complimentjes bij.
'Mijn gezicht is onherstelbaar verwoest!'
'Het geeft toch niet als je binnen een paar weken nog een vreemd kleurtje hebt, Vera? Lady Macbeth mag best iets sinisters hebben!'
Voor het eerst in haar carrière als oogappel van DDT, wierp Vera de leraar een moordende blik toe. Toen het goed tot hem doorgedrongen was dat hij zopas een kemel van formaat geschoten had, sprong de feeks op, greep jas en tas en ging er vandoor.
Daar stonden we nu. Een hele kennel geslagen honden.
DDT slaakte een diepe zucht die sprak van nog diepere wanhoop. Zijn gebogen schouders torsten het leed van een hele wereld.
'Een stuk herschrijven, dat is een makkie,' mompelde hij. 'Zelfs al is het een stuk van Shakespeare... Maar het ook nog regisseren... Nee, dan krijg je alle plagen van Egypte tegelijk op je nek...'
Een beetje spanning is altijd goed voor een produktie, zou grootva gezegd hebben. Maar ik had zo het idee dat DDT daar op dit moment geen boodschap aan zou hebben. Macbeth had hij al moeten vervangen, en nu liet Lady Macbeth het ook nog afweten...
Ik keerde terug naar de zaal. Steven zat op een stoel, voorovergebogen, het hoofd in de handen. Anja had een arm om zijn schouders geslagen en probeerde hem te troosten.
Ik ging naast het tweetal zitten. Stilte.
Opnieuw ging de deur naar de kleedkamers open. Geert kwam op ons af.
'Was dat nu echt nodig?' vroeg hij, toen hij vlak voor Steven stond. 'Eerst Rik uitschakelen en als je zijn lief niet kunt krijgen, haar ook maar om zeep helpen. Jij bent verdomme geen haar beter dan die Macbeth!'
Steven reageerde op zowat alles meestal zo rustig, dat het bijna verontrustend werd. Maar als ik hem deze keer niet had gestopt, zou hij Geert ook al een kopje kleiner gemaakt hebben.
Wat was er toch aan de hand met ons, sinds we met de repetities voor Macbeth gestart waren?
Onwillekeurig tastte ik naar de halsketting die ik van grootva had gekregen.
Zo lang ik die droeg...
DERTIEN
In omstandigheden als deze, kan ik dit hoofdstuk maar best overslaan, zeker? Niet dat ik bijzonder bijgelovig ben, hoor. Maar je moet het noodlot nu ook niet tarten. Tot nader order is dertien nog altijd het ongeluksgetal. En ik kan daarover meespreken. Verleden jaar ben ik namelijk nog een heel jaar dertien gewéést.
VEERTIEN
DDT werd met de dag zenuwachtiger. Nog twee weken en het was zo ver! Het stuk nam stilaan een zekere... vorm aan. Ook het decor schoot goed op. Het licht hing al omhoog en men legde de laatste hand aan de klankband. Er werd hard gewerkt.
Geert, Peter en nog een paar anderen waren erin geslaagd een heus kasteel na te bouwen op de scène. Het bezat een toren, een stuk of wat kantelen en zelfs een soort ophaalburg. Om het kasteel liep iets als een gracht, die onze technici van dienst kost wat kost wilden vullen met heerlijk, helder water. Dat was in, tegenwoordig: écht water op het podium.
We repeteerden hard, iedere dag, ook op woensdagnamid-dagen. Niemand waagde het nog te zeuren, maar gek genoeg voelden we daar ook steeds minder behoefte toe. Misschien kwam dat omdat we met onze eigen ogen hadden gezien hoe 'dode materie' - zoals DDT het uitdrukte - 'tot leven was gekomen'. Papieren personages waren personen van vlees en bloed geworden.
Onvoorstelbaar hoe een toneelstuk rijpt en groeit tijdens de repetities. Dit moeizame proces begon een vreemde, magische kracht uit te stralen.
Wat mij betrof, was er maar één probleem: ik had geen tijd meer om bij Rik langs te gaan. Eerlijk gezegd, was ik daar ook een beetje bang voor. Hoe moest ik mijn vlucht van de vorige keer verklaren? Het hinderde me ook dat hij zich zo gemakkelijk door mij had laten verleiden. Als hij dacht er twee liefjes tegelijk op na te kunnen houden, als hij maar op-scharrelde wat hij krijgen kon, dan was hij bij mij aan het verkeerde adres.
Vera had zich overigens laten overhalen om toch maar mee te spelen. Ik had er nooit aan getwijfeld dat dit vroeg of laat zou gebeuren. Op haar gezicht viel bijna geen spoor meer terug te vinden van de valpartij. Vera zat trouwens àltijd onder de verf, zowel op als naast het podium, en die had het erger doen lijken dan het was. Toch deed ze nog steeds alsof een behandeling door een plastisch chirurg slechts op de valreep was vermeden. Intussen bleef er een tastbare spanning in de lucht hangen tussen haar en Steven. De minste vonk kon een kortsluiting veroorzaken.
Gelukkig had ik van dié spanning minder last dan van de al even spannende toestanden thuis. Ma nam het pa kwalijk dat hij niet verkozen was tot lijsttrekker. Naar het aantal stemmen te oordelen, had Riks vader drie vrienden méér kunnen mobiliseren. Pa trok zich zijn nederlaag niet erg aan, maar ma bestempelde ze als een persoonlijke vernedering.
En ik? Och, ik was maar wàt blij dat ik geen burgemeester als vader kreeg.
Een oorverdovend trompetgeschal deed me opschrikken. Koning Duncan en zijn gevolg gingen af. Nee, niet als gieters, natuurlijk. Afgaan was zo'n typische toneelterm, die niets anders betekende dan dat ze van het podium verdwenen. Maar voor de rest hoefde je niet over een massa toneelervaring te beschikken om te merken dat de meesten van ons het nooit ver zouden schoppen in de toneelwereld. Al werd er in sommige televisieseries nauwelijks beter geacteeerd.
Als we er maar plezier aan hebben! zou grootva gezegd hebben. En zo was dat.
De lichten werden gedimd. Na een korte stilte schreed, in het schemerlicht, een witte gedaante naar voor. Lady Macbeth... Ze las een brief van haar echtgenoot voor, die zopas de heksen op zijn pad gevonden had. Waar wàs Steven trouwens? Al een hele avond slaagde hij erin zich zo goed als ontzichtbaar te maken. Blijkbaar was dat zijn manier om de storm te trotseren.
'Ik ontmoette de heksen op de dag van de zegepraal,' las Vera, en de 'r' van 'praal' rolde weer dat het een lust voor het oor was. 'Ze leken méér dan menselijke kennis te bezitten. Ik brandde van verlangen om hen verder te ondervragen, maar toen losten ze op in de lucht...'
Precies op dat kritieke ogenblik hoorden we allemaal een droge knak, alsof de bezemsteel van een in de lucht opgeloste heks doormidden brak. Maar het was een kanteel van het kasteel dat naar beneden kwam.
'Pas op!' gilde Carla.
Te laat! Het ding raakte de schouder van Vera. Ze viel op de grond, zonder een krijsende kreet te slaken. Deze keer speelde ze dus geen komedie.
In een reflex keek ik naar boven. Zag ik daar, op die brug, achter de kantelen, een schim die zich snel uit de voeten maakte?
Vera verroerde geen vin. DDT liep naar haar toe.
'Is dit stuk dan vervloekt?' jammerde hij.
Toen hij bij haar knielde, knipperde Vera met de ogen. Ze wilde rechtop gaan zitten en tastte naar haar rechterschouder. Haar rechterarm hing als een lamme vleugel langs haar lichaam.
'De repetitie is afgelopen! Vera moet naar de dokter!'
We stonden er nu met écht bedrukte gezichten bij. Was dit wéér 'zomaar een ongelukje' geweest? En die schaduw dan? Was ik de enige die ze opgemerkt had, of had ik me vergist?
Terwijl Vera overeind geholpen werd, voegde Steven zich zo onopvallend mogelijk bij ons. Anja legde een jas over het slachtoffer heen.
We weken uit elkaar. Plots stond Vera oog in oog met Steven.
Ze keek hem aan met haar bekende vernietigende blik, maar ze sprak geen woord.
DDT had iets gebromd over de heren van de verzekering, die hier niet blij mee zouden zijn. Om nog maar te zwijgen over de heer prefect van onze school of over de ouders van de leerlingen. Maar voor de rest leek hij op het standpunt te blijven dat the show must go on. Al klonk het allemaal weinig overtuigend.
Ik verliet als één van de laatsten de feestzaal. Voor mij uit liep Steven, met gebogen hoofd. Ik snelde hem achterna en botste daarbij tegen een paar stoelen, die kletterend op de grond vielen.
Zo moet Vera ook gevallen zijn, dacht ik.
Steven draaide zich om. 'Pijn gedaan, Betty?'
'Nee,' loog ik.
En meteen daarop vuurde ik de vraag op hem af die al een tijdje op mijn lippen brandde:
'Was jij daarnet boven op de kantelen, Steven?'
Hij beet op zijn onderlip. Ja, dus.
'Wat deed je daar?'
'Mijn brochure nemen.'
Het klonk ongeloofwaardig.
'Waarom zou ik Rik of Vera kwaad willen doen?' riep hij toen uit.
'Omdat je verliefd bent op Vera,' snauwde ik.
'Vera is mijn type niet. Dat weet jij toch ook wel?'
Hij keek me zo vreemd aan, dat ik er ongemakkelijk van werd.
'Het waren dus allemaal ongelukjes?' zei ik. 'Eentje voor Rik en twee voor Vera, hé? En telkens was jij in de buurt... Is dat niet een beetje véél toeval, Steven?'
Woedend liep hij van me weg.
Ik keek naar het decor, naar de kantelen.
Eentje ontbrak. Net een mond waarin een tand was afgebroken. Dat herinnerde me er weer aan dat ik nog naar de tandarts moest...
Ik liep de coulissen in. Het was er donker, maar ondertussen kende ik hier ieder hoekje.
Hiér moest ik me bukken voor een lat, waarmee een kanteel rechtop gehouden werd en hier...
Maar de lat was er niet meer! Ze was weg!
Ik voelde iets onder mijn voet... De lat lag op de grond!
Ik raapte ze op en hield ze in het licht. Afgebroken, dat was duidelijk. In ieder geval niet doorgezaagd.
Natuurlijk, erg véél bewees dat niet...
VIJFTIEN
De volgende dag was Steven niet op school en vernamen we dat Vera geopereerd moest worden. Sleutelbeenbreuk. Ze zou onmogelijk binnen twee weken kunnen spelen.
'Toch kan het schoolfeest niet uitgesteld worden,' zei DDT. 'De affiches, de kaarten, de uitnodigingen... alles is al gedrukt.'
Er hing een verslagen sfeer in de klas. Waren al die inspan-ningen dan voor niets geweest? En als de voorstelling toch doorging, wie moest dan de rol van Lady Macbeth overnemen?
DDT staarde ons somber aan. Op zijn voorhoofd tekenden zich diepe denkrimpels af.
'Carla is de enige die op zo'n korte tijd zo'n stuk tekst uit het hoofd kan leren,' zei DDT.
Aan de uitdrukking op Carla's gezicht te zien, was het wis-kundig wonderkind daar niet erg opgetogen over. Veel keuze had ze echter niet.
Door Carla's promotie, moest Anouk de derde heks spelen. Nog even en DDT zat door zijn reserve heksen heen.
Na school fietste ik naar Stevens huis. Een onopvallende rij-woning, waarvan de rolluiken half naar beneden waren.
Ik durfde niet aan te bellen. Een half uur stond ik daar te wachten, hopend dat hij naar buiten zou komen. Maar dat gebeurde niet.
Gek genoeg voelde ik mij opgelucht. Wat had ik hem immers moeten vertellen? Hoe meer ik erover nadacht, hoe meer ik van zijn onschuld overtuigd raakte.
Maar dat zou een magere troost geweest zijn, want ik stond alleen met die opinie. Al de anderen waren tégen hem. Zelfs DDT geloofde dat er stront aan de knikker was. Al sprak hij dat vermoeden niet hardop uit.
(En had hij dat toch gedaan, dan zou hij uiteraard een andere uitdrukking gebruikt hebben.)
Die avond was er geen repetitie. Thuis was ma druk in de weer met het overtuigen van pa.
'Ook op de tweede plaats op de lijst kun je nog burgemeester worden,' beweerde ze. 'Als je maar genoeg stemmen achter je naam krijgt, spring je zo over de eerste heen. Met mijn steun moet dat zeker lukken, Staf!'
Ik had geen zin getuige te worden van nog maar eens een hoogoplopende discussie. Maar waar kon ik heen? Al mijn vrienden en vriendinnen lagen in het ziekenhuis of hadden zich opgesloten in hun kamer. Ten einde raad besloot ik grootva met een bezoek te vereren.
Hij had, met een borrel en een schaaltje borrelnootjes van Calvé, naar Het Rad van Fortuin zitten kijken. Zowel de borrel als de borrelnootjes had de dokter hem tien jaar geleden verboden. Als hij daarmee doorging, had hij geen vijf jaar meer te leven. Zijn hart zou het begeven.
Grootmoe keek er streng op toe dat grootva het verbod van de dokter naleefde en prees haar echtgenoot geregeld omdat hij zich zo strikt aan zijn dieet hield. Voor de rest wist iedereen dat grootva, wanneer grootmoe haar rug had gekeerd, de inhoud van een zakflesje jenever in zijn kopje koffie kiepte en dat hij een geheime voorraad borrelnootjes van Calvé had opgeslagen... in het kippenhok. Nu grootmoe er niet meer was, leverde hij zich 's avonds ongebreideld over aan zijn kleine ondeugden.
Toen ik de woonkamer binnen stapte, zette grootva dadelijk de televisie uit. Hij liet zich voorzichtig zakken in zijn gemak-kelijke fauteuil, nam een slok van zijn borrel, bood me een nootje aan dat ik beleefd weigerde, en stak het dan maar in zijn eigen mond.
'Zo,' zei hij, knabbelend en intens genietend. 'Welke goede wind heeft jou mijn richting uitgewaaid, Betty?'
'Och,' schokschouderde ik. 'Ze zijn thuis weer bezig, en dus dacht ik zo...'
'Het heeft toch niks met Macbeth te maken, hé?'
Mijn verklaring leek niet eens tot hem doorgedrongen te zijn.
'Hoezo?'
'Wel ja... Hoe verlopen de repetities?'
Ik schoof onrustig heen en weer op mijn stoel.
'Ik had het wel gedacht,' knikte hij, en hij peuterde een stukje noot onder zijn vals gebit vandaan.
'Heb je het dan al gehoord... van die ongelukjes?'
'Nee,' zei hij. 'Maar het viel te verwachten dat er iets zou gebeuren. Waarom heb ik je die ketting anders gegeven, hé? Je draagt ze toch?'
Ik tastte naar de talisman en toonde hem het kleinood.
'Heel goed,' grijnsde grootva. 'En gooi het hele verhaal er nu maar uit.'
Dat deed ik. Terwijl grootva achterover leunde, de handen op zijn buik gevouwen, vertelde ik hem over Rik, Vera, Steven en de ongelukjes. Ik vertelde hem zelfs wat ik nooit aan pa of ma verteld zou hebben. Dat ik Rik gekust had toen we alleen op zijn kamer waren, en dat het niet omgekeerd was gebeurd, bijvoorbeeld. In grootva's tijd, zo stelde ik me voor, moet dat bijna een doodzonde geweest zijn. Vrouwen die toen het initiatief namen, waren slechte vrouwen.
Hoe het kwam dat ik hem àlles opbiechtte? Geen idee. Mis-schien had het te maken met zijn houding: achterover geleund, handen op de buik gevouwen, ogen naar de hemel gericht. Als een échte biechtvader, dacht ik. Al had ik dan nog nooit een voet in een biechtstoel gezet. En al vloekten de borrel waarvan hij meer dan eens nipte, en de schaal nootjes waarin hij meer dan eens een graai deed danig met dat beeld.
Achteraf bekeken, denk ik dat ik grootva mijn intiemste gevoelens opbiechtte, omdat ik wist dat hij me niet uit zou lachen. Hij nam mij àltijd serieus. En hij was zowat de enige die àltijd naar me luisterde, zonder me te onderbreken, zonder me te willen verbeteren of de les te lezen. Grootva zou mij niet proberen op te voeden. Hij was zélf een hopeloos geval.
Grootva luisterde naar me. Onbevooroordeeld. Zonder bij-gedachten. Als een rechtvaardige rechter.
'... en nu denkt iedereen dat Steven het opzettelijk gedaan heeft,' besloot ik mijn relaas.
'Belachelijk!' antwoordde grootva meteen. 'Hij heeft met die ongelukjes niks te maken. Hij is er zélf het slachtoffer van!'
'Denk je?'
'Ik wéét het!'
Grootva sprong op en verdween in de keuken. Hij keerde terug met de koekjestrommel waarop het huwelijk van Boudewijn I en Fabiola vereeuwigd was. De trommel waaruit hij, op zolder, de halsketting had opgediept die hij mij gegeven had.
Toén had ik geen blik kunnen werpen op de inhoud van de trommel. Nu bleken er ook heel wat kranteknipsels in gezeten te hebben.
Hij nam er een vergeeld exemplaar uit en vouwde het open.
'Hier... Lees maar.'
VLOEK
De vloek van Macbeth bestaat echt. Het stuk van Shakespeare, waarin hekserij een belangrijke rol speelt, had in theaterkringen al de reputatie ongeluk te brengen. Veel acteurs beweren dat men het noodlot tart door zelfs maar de titel uit te spreken. Zij hebben het dan ook altijd over 'het Schotse stuk'.
Nu is er in Londen een vrouw in het publiek gewond geraakt door het zwaard van een acteur. Midden in een gevecht, kwam het stalen blad van het zwaard los van het heft. Het zwiepte door de zaal en kwam tussen de toeschouwers terecht. De vrouw moest naar het ziekenhuis gebracht worden, met snijwonden in het gezicht.
Ik keek grootva onthutst aan.
'En dit is maar één voorbeeld,' zei hij.
'Geloof jij dan ook al dat die vloek écht bestaat?'
'Je zegt toch zelf dat die ongelukjes bizar zijn!? Welnu, als je er meer over wil weten, ga je gang dan maar...'
Hij zette de koekjestrommel uitnodigend voor me open.
'Ik heb altijd alles verzameld wat met het theater te maken had. Ook over stukken waar ik niet eens ingestaan heb. Dit hier is een euh... speciaal onderdeel in mijn verzameling. Al deze knipsels gaan over de vloek van Macbeth.'
Ik nam een tweede artikel uit de doos. Mijn handen trilden en mijn mond voelde droog aan. Opgewonden liet ik mijn ogen over de regels glijden...
De politie heeft de dood van een oude stemcoach geregistreerd als een vermoedelijk geval van zelfmoord. Maar de mensen van het theater vragen zich af of de vloek van 'het Schotse stuk' soms opnieuw heeft toegeslagen.
De stemcoach viel eind januari '88 tijdens een operavoorstelling van 'Macbeth' van een balkon van het Newyorkse Metropolitan Opera House. Hij was op slag dood. De traditie wil dat op 'Macbeth' , als toneelstuk of als opera, een vloek rust.
Dat is de reden waarom Glenda Jackson, die in april in New York als Lady Macbeth in première gaat, zo lang gewacht heeft om in het stuk te spelen. Zo verklaart ze in een interview met een krant. Alleen al het noemen van de naam wordt door Britse acteurs gelijk gesteld met het over zichzelf afroepen van ongeluk. Aan het stuk kleeft zoveel kwaad, dat een acteur die de titel vernoemt of eruit voordraagt, de kamer uit moet, drie keer moet ronddraaien, spuwen, afkloppen en ootmoedig vragen om vergeving voor zijn wandaad.
De vloek spaart zelfs voorzichtige acteurs niet, zeggen zij die erin geloven. Dood, pech, vrees en slechte kritieken schijnen zelfs de eenvoudigste produkties van 'Macbeth' te achtervolgen. Lillian Baylis, de directrice van de Old Vic in Londen, werd in 1937 tijdens de voorbereidingen van 'Macbeth' ziek en overleed aan een hartaanval. Toen de beroemde acteur John Gielgud zich in 1942 aan 'Macbeth' waagde, kwam hij bijna om het leven tijdens een motorongeluk. En bij een opvoering op de Bermuda's in de jaren vijftig, liep de brand rondom het kasteel van Macbeth bijna uit de hand.
In de jaren zestig was een rondreizend gezelschap in Kaapstad met behulp van een hijskraan decorstukken aan het uitladen, toen een voorbijganger vroeg voor welk toneelspel ze bestemd waren. Nauwelijks had een toneelknecht geantwoord dat het 'Macbeth' was, of er viel een speer uit de hijskraan naar beneden, die hem doorboorde.
Zelfs produkties waarin iedereen het er levend vanaf brengt, lijken door tegenslagen van minder ernstige aard geplaagd te worden. Zo werden Peter O'Toole en zijn lady Macbeth, die in 1980 het stuk aan het instuderen waren, geveld door een aanval van gordelroos.
'Wel?' vroeg grootva.
'Het is allemaal zo onwaarschijnlijk...'
Hij schudde het hoofd. 'Het is hekserij, Betty.'
'Hekserij!?'
'Al die ellende wordt veroorzaakt door de heksenscènes in het stuk. Pas op, ik schud dat hier niet zomaar uit mijn mouw, hé. In Engeland werden daar dikke, geleerde boeken over gepubliceerd!'
Terwijl grootva naar één van die boeken op zoek ging - en het uiteraard niet vond -, herinnerde ik me dat DDT over een boek had gesproken waarop Shakespeare zich gebaseerd zou hebben. Was de titel niet Duivelkunde geweest?
Iedereen was plots erg geïnteresseerd geraakt in het stuk, toen DDT het over die heksenscènes had. Iedereen, behalve Carla en ik. Waarom zou ik nu dan wél geloof hechten aan dat heksengedoe? Omdat er een paar ongelukjes gebeurd waren die niet in een wip te verklaren vielen?
'Zoek maar niet verder, grootva,' zei ik. 'In heksen geloof ik nu eenmaal niet.'
'Nee?'
'Heksen bestààn toch niet! In sprookjes, ja! En enkele eeuwen geleden kwamen er ook wel eens vrouwen op de brandstapel terecht, beschuldigd van hekserij. Maar hun wàre misdaad was dat ze er een andere overtuiging op nahielden dan hun beulen, of dat ze dingen zeiden of deden waar die kerels met hun simpel boerenverstand niet bij konden. Sommige heksen werden veroordeeld omdat ze te lelijk waren, en anderen omdat ze te mooi waren. Dat heeft onze leraar geschiedenis ons zélf gezegd!'
'Nu, dan zal ik je eens wat zeggen, Betty!' zei grootva.
Het klonk alsof ik hem op z'n tenen getrapt had.
'Tegenwoordig geloven jullie alleen maar wat jullie zien, hé? En jullie denken op die manier verschrikkelijk slim te zijn, hé? Wel, ik noem dat dom! Er gebeuren nu eenmaal méér dingen tussen hemel en aarde, dan jullie ooit kunnen dromen! Dingen die alleen maar begrepen kunnen worden door iemand met... iemand met een simpel boerenverstand, zoals ik!'
'Bijgeloof!' snoof ik.
'Ontelbare volksverhalen in alle landen van de wereld vertellen hetzelfde! Heksen, en dan heb ik het niet over die sprookjesheksen uit de Efteling in hun peperkoekenhuisjes, met hun punthoeden en brede mantels, nee... Echte heksen worden door de Duivel opgeroepen door een gefluit... Dan smeren ze zich in met een heksenzalfje dat hen door de lucht laat vliegen, naar de Sabbat, waar Satan al zijn heksen telt en waar zij hun Meester kussen. En wie de Duivel het best heeft gekust, wordt Zijn koningin, de Koningin van de Nacht. En dan geven ze zich over aan allerlei heiligschennende praktijken, om ten slotte deel te nemen aan een geweldige braspartij, waarbij ze het vlees van ongedoopte kinderen eten en offers brengen en... en bij het eerste ochtendgloren vliegen ze weer terug naar huis. Poedel-naakt!'
Grootva zweeg en krabde over zijn kin. Dat deed hij altijd wanneer hij tevreden was over zichzelf. Ik moet toegeven dat zijn voordracht dan ook gezien en gehoord mocht worden!
'Als ik jou mag geloven, zouden wij in Macbeth dus een vloek uitspreken?'
'Zo is dat.'
'En daardoor zouden wij heksen worden? Werktuigen in de handen van de Duivel?'
'Wel euh... zo sterk zou ik het nu ook niet durven uitdrukken, Betty. Jullie spelen de rol van die heksen en spreken hùn woorden uit, meer niet. Zo lang je die ketting draagt, kan er jou trouwens niks overkomen.'
'Hoe beschermt die ketting mij dan?'
'Er hangt toch een schelp aan?'
'Ja... Zijn heksen dan bang voor schelpen?'
'Nee,' glimlachte grootva. 'Maar déze schelp bevat gewijd zout. Je weet toch dat een vampier aan de haal gaat voor een teentje look en dat een weerwolf alleen kan uitgeschakeld worden door een zilveren kogel? Wel, net zo'n band bestaat er tussen heksen en gewijd zout.'
'Jaja,' zei ik. 'En als ik dàt niet geloof, maak je me wel wat anders wijs.'
'Je mag van mij geloven wat je wil, Betty... àls je die ketting maar draagt. Beloof je me dat?'
Ik dacht even na. Maar toen beloofde ik het toch.
Reacties