Die avond hield Marc, een jonge Waalse inspecteur met vakantie aan de kust, uitgeput halt bij het eenzame motel langs de snelweg.
Motel Droomoord, stond er in rode aan- en uitflitsende neonletters boven de glazen deur te lezen.
'Ik logeer in Nevele bij een collega,' vertelde hij aan de eigenaar en zijn vrouw. 'Deze ochtend ben ik begonnen aan een fikse wandeling door de velden en de weiden. Het was nog prachtig weer toen. Maar rond de middag begon het opeens te sneeuwen en ben ik hopeloos verdwaald. Kan ik hier een kamer krijgen voor de nacht? Dan keer ik morgen met een taxi terug naar Nevele. '
De gezichten van de moteleigenaar en zijn vrouw boezemden de inspecteur niet veel vertrouwen in, maar hij was doodop en kon nergens anders aan denken dan aan een warm en mals bed voor de nacht.
De eigenaar nam Marc mee naar een smerig en luguber kamertje, schaars verlicht door een vaalgeel elektrisch peertje. Marc sloot de deur zorgvuldig af, gooide zich geheel gekleed op bed en sliep haast onmiddellijk in.
De jonge politie-inspecteur kreeg een gruwelijke nachtmerrie. In zijn droom stond hij in een donker hoekje van de motelkamer. Er lag een onbekende man in zijn bed. Plotseling ging de muur open en door een geheim luik, dat voor het oog verborgen werd door een gigantische poster van een zuiders strand met een naakt meisje, glipten de moteluitbater en zijn vrouw de kamer binnen. De man hield een mes in de hand en zijn vrouw een zaklantaarn.
Marc probeerde te roepen om de vreemde man die daar in zijn bed lag te slapen wakker te maken, maar er kwam geen geluid over zijn lippen. Hij probeerde zich te bewegen, om het mes uit de handen van de moteleigenaar te slaan, maar zijn spieren leken verlamd. En zo moest de jonge inspecteur machteloos toezien hoe de moteleigenaar zijn mes in de borst van de slapende man plofte.
Ondertussen doorzocht zijn vrouw de kleren van het slachtoffer. Ze stal zijn uurwerk en zijn krokodillenleren koffertje. Ten slotte namen ze het lichaam bij de armen en de benen en sleepten het weg. Ze verdwenen zoals ze gekomen waren: door het geheime luik in de muur van de motelkamer. In een flits zag Marc daarachter nog een stuk van het tankstation, dat tegen het motel was aangebouwd, en waar je ook allerlei versnaperingen, kranten, weekbladen en autobenodigdheden kon kopen.
Op dat punt in zijn droom gilde de jonge politie-inspecteur het uit. Badend in zijn angstzweet, ontwaakte hij in het bed waar nog niet zo lang geleden een moord moest gepleegd zijn. Als hij tenminste zijn droom mocht geloven...
Hij bezweerde zichzelf dat het alleen maar een droom kon zijn, niets anders dan een nachtmerrie, op gang gebracht door de dubbelzinnige naam van het motel.
Droomoord...
Het oord van de droom... Maar als je het snel en hardop las, hoorde je 'droom-moord'. En of je dat woord nu van voor naar achter of van achter naar voor las, telkens bleef het een droom van een moord.
Uiteindelijk stond Marc op om bij het zwakke licht van het peertje de poster aan de muur van nabij te bestuderen. Hij ging met zijn hand onder het gladde oppervlak van het zuiderse strand met het naakte meisje en er bleek, net zoals in zijn nachtmerrie, een luik achter te zitten. Toen hij de geheime deur openduwde, zag hij daarachter de schimmige omtrekken van het winkeltje en het kantoortje die bij het tankstation hoorden...
Maanden gingen voorbij. De jonge Waalse inspecteur was de nare droom al bijna vergeten. Maar toen sloeg hij op een ochtend zijn krant open en trof daarin een artikel aan, dat de herinnering aan zijn nachtmerrie weer uiterst levendig maakte:
De politie breekt zich nog steeds het hoofd over de raadselachtige verdwijning van de handelsreiziger Victor Aernouts uit Maaseik. Hij zou voor het laatst gezien zijn in een tankstation langs de snelweg, niet ver van Nevele, waar hij gestrand was met autopech. Naar verluidt lag het in zijn bedoeling de nacht door te brengen in het motel dat bij dit tankstation hoort. Volgens de uitbater zou de heer Aernouts hier inderdaad overnacht hebben. De volgende ochtend had hij zijn weg voortgezet, maar de heer Aernouts heeft zijn bestemming nooit bereikt.
Geïntrigeerd door de gelijkenis tussen zijn droom en dit artikel, zocht Marc zijn collega van de Bijzondere Opsporing Brigade op, die met het onderzoek was belast en bij wie hij al eerder had gelogeerd, in Nevele. Hij vroeg deze rijkswachter - Otto was zijn naam - of de eigenaars van het motel misschien een tweede keer konden ondervraagd worden, en of hij dan bij deze ondervraging aanwezig mocht zijn. Daar had de BOB-er geen bezwaar tegen.
De moteluitbater en zijn vrouw herkenden hun klant van enkele maanden terug niet meer. Voor de rest bevestigden ze nogmaals dat de heer Aernouts vertrokken was, nadat hij de nacht had doorgebracht in Motel Droomoord.
'Is het niet zo, mevrouw, mijnheer,' zei de jonge politie-inspecteur met zijn zachte, maar dwingende stem, 'dat meneer Aernouts uw motel nooit heeft verlaten? Is het niet zo dat u beiden, toen hij sliep, vanuit het winkeltje en het kantoortje die bij het tankstation horen, via een deur die aan het gezicht onttrokken wordt door een grote poster van een zuiders strand met een naakt meisje, zijn kamer bent binnengedrongen? Is het niet zo dat uw man, mevrouw, de heer Aernouts een mes in de borst heeft geploft? En dat u, mevrouw, in het licht van uw zaklantaarn, het uurwerk en het krokodillenleren koffertje van de dode meneer Aernouts hebt gestolen?'
De moteleigenaar protesteerde heftig, maar zijn vrouw - die de hele tijd met neergeslagen blik had zitten luisteren - keek de jonge inspecteur nu met opengesperde ogen onbegrijpend aan.
'Is het niet zo dat u beiden het lichaam daarna de kamer hebt uitgesleept, door de geheime deur en vervolgens door het winkeltje van het tankstation, om het in een smeerput van de garage te dumpen? Een smeerput, die niet langer in gebruik is?'
'Maar dan... dan hebt u alles gezien?' flapte de vrouw er toen uit.
Het volgende ogenblik begreep ze meteen zélf dat ze haar mond voorbij had gepraat. Haar man stuurde haar een giftige blik toe, en zijzelf beet zo hard op haar onderlip, dat het bloed eruit te voorschijn druppelde.
'Alles!' knikte de inspecteur ernstig, nadat hij met opzet een veelzeggende pauze had gelaten.
Dat hij àlles had gezien, was uiteraard een leugentje om bestwil. In zijn droom had hij geen smeerput gezien, maar toen hij in het motel logeerde, had hij wel gemerkt dat het tankstation in verbinding stond met de garage. En waar kon je een lijk beter laten verdwijnen, dan in een smeerput die niet langer werd gebruikt?
Het was niet meer dan een ingeving geweest. Het was niets anders geweest dan zijn intuïtie, die hem had ingefluisterd dat de vrouw van de moteleigenaar nog één enkel klein zetje nodig had om tot volledige bekentenissen over te gaan. Daarom had hij dat gokje gewaagd met de smeerput.
Het bleek hoe dan ook een juiste gok geweest te zijn. De vrouw had in één zinnetje bekend. Ze kon die woorden nu niet meer terugnemen. De volledige bekentenissen volgden nu snel...
'Ik stond er ongelovig naar te kijken,' beëindigde Otto zijn verhaal. 'Hoe kon mijn Waalse collega dat allemaal weten? Maar toen ik de ongebruikte smeerput in de garage liet doorzoeken, bleek hij het bij het rechte eind te hebben. De smeerput was volgestort met beton, en in dat beton troffen we niet alleen het lijk van de heer Aernouts aan, maar ook nog de stoffelijke resten van een paar andere slachtoffers van Motel Droomoord...'
Reacties