Het Ware Verhaal van Calamity Jane


In het vorige millennium maakte ik samen met onder meer Paul Coppens en Guy Didelez deel uit van het schrijverscollectief de Scriptomanen, waarmee we toen vooral scenario’s schreven voor televisie (o.a. de jongerensoap Wat nu weer!?) en toneelproducties maakten. Op een van onze vergaderingen had Paul een boekje meegebracht, getiteld Brieven van Calamity Jane aan haar dochter. Het was uitgegeven in de jaren zeventig bij de “feministiese” uitgeverij De Bonte Was in Amsterdam. Volgens Paul, die mijn voorliefde voor historische thema’s kende, was het echt iets voor mij. En inderdaad was het meteen pats-boem “liefde op het eerste gezicht” met deze “autobiografie in briefvorm” van de grootste heldin van het Woeste Wilde Westen, Calamity Jane… die tegelijk ook al eens “de grootste leugenares” van de Far West werd genoemd.

In de brieven die Calamity Jane wel geschreven had, maar die ze nooit had verstuurd – omdat ze het niet durfde – vertelde Jane hoe ze die andere grote mythe van de Far West leerde kennen: revolverheld, rokkenjager en beroepsgokker Wild Bill Hickock. En hoe hun dochter Janey geboren werd, die ze voor adoptie afstonden aan een rijke Engelse koopvaardijkapitein en zijn onvruchtbare echtgenote. Janey groeide op in het “beschaafde” Engeland tot een elegante jongedame, die niet wist hoe haar ware ouders furore maakten in de Far West, vloekend, zuipend en wild om zich heen schietend… Tegen het einde van haar leven aan wilde de “onbeschaafde” Calamity Jane haar “beschaafde” dochter echter terug…

Een onwaarschijnlijk verhaal met een lach en een traan, waarbij ik me voortdurend zat af te vragen wat “de grootste leugenares van het Wilde Westen” nu precies had verzonnen (op zeker ogenblik kwam ze aan de kost door het verzinnen en verkopen van haar “levensbeschrijvingen”) en wat werkelijk was gebeurd. Haar relaas had tegelijk iets van een historische roman, een romantisch melodrama, een avontuurlijk verhaal en een koldereske vertelling, genre Monty Python in de Far West. In het boekje geeft ze bijvoorbeeld geen recept mee voor een 7 Jaren Cake, maar voor een 20 Jaren Cake, die 20 jaar goed blijft – wat ze heeft uitgetest “op het geboefte aan de overkant”.

Uiteindelijk zouden Guy en ik er samen mee aan de slag gaan. Eerst schreef Guy een monoloog, die ondertussen ook al een aantal producties heeft gekend, en daarna herwerkte ik zijn monoloog tot een toneelstuk dat we instuurden voor de Wim Verbeke Prijs voor Jeugdtheater. Het stuk “De Dochter van Calamity Jane” won die prijs ook. In het reglement was voorzien dat het winnende stuk gecreëerd zou worden door het Koninklijk Jeugdtheater, maar dat was toen net veranderd in Het Paleis. De nieuwe directie wilde de engagementen van de oude niet meer nakomen, en zo zat ons prijswinnend stuk zonder producent. Gelukkig dacht het Geraardsbergse gezelschap Garamondi er op dat moment net aan een musical te brengen. Ik stelde ze voor “iets” te doen op basis van “De Dochter van Calamity Jane”, zette mijn broer Fernand aan het werk om een aantal liedjes te componeren, vroeg aan Guy enkele liedjesteksten en schreef er zelf ook nog een stuk of wat. En zo werd de musical “Het Ware Verhaal van Calamity Jane” geboren, of beter: het muziektheater, want ik heb het niet zo voor de klassieke musicals (een “Daens” niet te na gesproken).

De muziek werd live uitgevoerd door onder meer Fernand en mijn goede vriend Luc Borms, maar met Luc en met de zangeressen van Garamondi namen we ook een cd op. Het was onze eerste “musical”; er zou nog erg veel “muziektheater” volgen, zowel voor kinderen (“Het Infernaat”, “De Duistere Middeleeuwen”, “De Poepsjieke Poedel”) als voor volwassenen (“De liederlijke levensliederen van François Villon”, “De Engel van Mons” en “Scharpenelle” dat in 2005 werd bekroond met de Visser Neerlandia Prijs voor musical).

Toen de Garamondi-productie achter de rug was, vonden de Geraardsbergse Calamity Jane, Janey en ik dit zo jammer dat we prompt een “kleinschalig gezelschap voor muziektheater” oprichtten, om met een eigen kleine reisproductie de hort op te gaan. Zo zag in 1998 Compagnie de Ballade het levenslicht, en zijn we vervolgens bijna tien jaar lang met Calamity Jane op reis geweest, in allerlei bezettingen (variërend van 2 tot 4), met de muziek op cd en uiteraard ook met live muziek, en in allerlei bewerkingen voor allerlei soorten publiek, variërend van schoolvoorstellingen voor kinderen van 10-12 jaar, tot de gevangenen van Leuven Centraal, en zowat alles daar tussenin. Dat komt ervan als je brood op de plank moet zien te krijgen met je schrijfsels en de daaruit voortvloeiende producten: dan word je vanzelf een bezige bij.

Het toneelstuk “De Dochter van Calamity Jane” heb ik nog eens geregisseerd in het amateurtheater, maar sinds de première van de musicalversie ben ik daar niet meer mee aan de slag geweest. Toen ik hoorde dat de Jongstleerende geïnteresseerd was in die musicalversie, en dat we het in Schellebelle ook met jongeren op de planken zouden kunnen brengen, was ik meteen erg enthousiast. Ik had de jongeren van de Jongstleerende reeds als bijzonder sterke “Heksen” aan het werk gezien en de mogelijkheid zat erin om de liedjes met live muziek te brengen, nog wel in een heel eigen en eigenzinnige bewerking van @fundum, die stevig & smerig garagerockt & rollt, en waar ik althans moeilijk mijn benen bij stil kan houden.

Ondertussen, en terwijl ik dit schrijf, is onze "generale week" begonnen en heb ik mij al geweldig goed geamuseerd. Met Compagnie de Ballade brengen we nog steeds een paar sketches en liedjes uit Calamity Jane in “De Sterke Verhalen Blues”, en zo zijn de verzamelde grappen & grollen van meer dan 10 jaar “on the road” met de grootste heldin van het Wilde Westen ook deze voorstelling binnen geslopen, die speciaal naar de jongeren van de Jongstleerende toe werd geschreven.

En het resultaat van al die vrolijke gekte van tijdens de repetities? Die wordt u straks geserveerd…

in 't Veer (Hoogstraat 2, Schellebelle).

Hallellujah!


En Amen!


En…?

Reacties

Podcast van Patrick Bernauw: Mysterieus België