DOUGLAS BUTLER:
Douglas Butler voelde hoe een nieuwe woede-aanval hem besloop, zoals een hongerige leeuw omstreeks het etensuur de gazelle besluipt bij de drenkplaats.
Zeven uur was het! Hij zat al een hele tijd aan de ochtendkoffie. Het oerwoud was reeds lang ontwaakt. Maar Vargas sliep nog.
Die dekselse, duivelse Vargas!
Daar lag hij: in de tent, in zijn slaapzak.
Ongetwijfeld deed hij het opzettelijk, Vargas. Om hem te pesten.
Op die manier kon deze geschiedenis niet anders dan slecht aflopen voor hen beiden!
Een lesje verdiende hij, dacht Douglas. En een lesje zou hij krijgen. Reken maar!
Al die halfbloeden waren van hetzelfde slag. Voor de helft blank en voor de andere helft indiaans, leken ze de hele wereld aan hun laarzen te lappen. De gids van Douglas Butler, Manuel Vargas, was geen uitzondering op die regel.
Gehoorzamen deed hij, jazeker. Maar altijd met die vreemde, ijskoude, glazige blik in zijn ogen, die Douglas Butler verafschuwde, omdat ze hem bang maakte.
Al verscheidene weken hing Douglas rond in het Colombiaanse regenwoud. Hij was landmeter en het was zijn opdracht dit stukje Zuidamerikaanse jungle in kaart te brengen. Of beter: de reeds bestaande, oudere kaarten te corrigeren. Men had hem deze mesties met zijn koffiekleurige huid, zijn dikke zwarte haren en zijn spleetogen als gids gegeven.
Manuel Vargas.
Douglas Butler was de kerel gaan haten.
Misschien kwam dat ook wel een beetje door de hitte. Die zware, vochtige hitte van het tropisch woud. Of door de insecten, die hem dag en nacht plaagden. Dergelijke ongemakken maakten je al gauw extra prikkelbaar.
Maar toch, hij mócht die vent gewoon niet. En Douglas Butler besefte best dat dit gevoel wederzijds was. Ook de halfbloed kon niet anders dan de Amerikaan haten, die hij als baas gekregen had.
Bijna twee maanden trokken ze nu al met hun tweetjes door de verstikkende jungle... Er waren woordenwisselingen geweest en één keer hadden ze zelfs op het punt gestaan met elkaar op de vuist te gaan.
Nee, goéd kon deze expeditie niet aflopen, meende Douglas Butler. Althans, niet voor hen beiden. Vroeg of laat explodeerde hij, ofwel barstte Vargas los. En wat zou er dàn gebeuren?
Terugkeren zonder dat hij zijn opdracht had volbracht, was voor Douglas Butler onmogelijk. Als het zijn oversten duidelijk werd, dat hij onmogelijk met halfbloeden kon samenwerken, mocht hij dit baantje wel vergeten. Landmeters moesten immers àltijd beroep doen op een gids die het oerwoud kende, en die gids was in zowat alle gevallen een indiaan of een halfbloed.
Douglas Butler dronk van zijn koud geworden koffie en vloekte hartsgrondig.
Hoe haalde die sakkerse spleetoog het in zijn hoofd gewoon dóór te blijven maffen!? Lag die kerel daar nog doodleuk in zijn slaapzak in hun tent, terwijl hij - Douglas Butler, zijn baas - al koffie had gezet én gedronken!
'Deze keer ga je buigen of barsten, Vargas!' mompelde Douglas Butler, terwijl hij de rest van zijn koffie in het vuur keilde. 'We zullen je eens goed inpeperen wie er hier de baas is!'
Douglas stond op en liep met gebalde vuisten naar de kleine tent die ze de vorige avond hadden opgezet op dit min of meer open plekje in het oerwoud.
Hij sloeg een flap opzij en maakte aanstalten om de mesties met slaapzak en al uit de tent te sleuren, toen het bloed in zijn aderen ter plekke bevroor.
Manuel Vargas lag inderdaad nog op zijn rug in de slaapzak, terwijl zijn linkerhand op het grondzeil rustte. Maar slapen deed hij niet, o nee!
Vargas staarde hem aan, met die uitdrukkingsloze ogen van hem.
Vargas staarde hem aan... met wijd opengesperde ogen. En deze keer leken zijn ogen wel degelijk iets uit te willen drukken.
De mesties lag daar, roerloos. Fixeerde zijn baas intens en knipperde vervolgens een paar maal langzaam met de ogen. Alsof hij het spraakvermogen had verloren en hem dan maar op die manier iets wilde zeggen.
Alsof hij hem wilde wààrschuwen.
Plotseling voelde Douglas Butler hoe zijn nekharen recht overeind gingen staan. De ogen van de mesties hadden zich op zijn slaapzak gericht, en in die slaapzak - ter hoogte van Vargas' maag - had Douglas een grote, cirkelvormige bult gezien.
Er had zich een slang opgerold op de buik van die drommelse mesties!
Op zijn beurt staarde Douglas Butler met wijdopen ogen naar de bult op de buik van Manuel Vargas.
Naar de vorm en de oppervlakte te oordelen, kon het niet anders dan een grote slang zijn die daar lag. Blijkbaar was ze die nacht in hun tent geglipt en had ze zich, op zoek naar een warm, droog en veilig plekje, in de slaapzak van Vargas laten glijden. En waarschijnlijk sliep ze nu.
Douglas besefte dat de halfbloed geen vin kon verroeren en geen woord mocht uitspreken. De minste beweging van zijn buikspieren zou de slang doen ontwaken. En als het zo'n exemplaar van meer dan één meter was met van die geweldige giftanden, zoals hij er al enkele gezien had in dit vervloekte oerwoud, dan was één beet voldoende om Manuel Vargas binnen de twee minuten te doen kreperen.
Terwijl Douglas als versteend in de tentopening stond, herinnerde hij zich hoe hij nog niet zo lang geleden iets dergelijks had zien gebeuren met een wild zwijntje. Het dier werd met een zo bruut geweld aangevallen door de slang in kwestie, dat het door de lucht vloog. Toen het zwijntje de grond weer raakte, had het gif zijn werk al gedaan.
Douglas richtte zijn blik op zijn roerloze gids. De ogen van Vargas hadden weer iedere uitdrukking verloren.
De ogen van een blanke in een situatie als deze, dacht Douglas Butler, zouden op z'n minst angst uitdrukken. Ze zouden op z'n minst een smekende uitdrukking hebben: 'Asjeblief, doe iets!'
Niets daarvan bij Vargas.
Zijn linkerarm lag buiten de slaapzak, zijn linkerhand rustte op het grondzeil. Zijn rechterarm bevond zich echter in de slaapzak en moest het serpent dus àànraken! Urenlang had hij geen spiertje mogen bewegen, zelfs niet van zijn rechterhand, zelfs niet van de vingers van zijn rechterhand!
En toch...
Geen spoor van paniek in die blik. Geen angst. Geen afgrijzen. Geen walging bij het voelen van het ruwe vel van het moorddadige reptiel op het weke warme vlees van zijn buik.
Toen de eerste schok was weggeëbd, begreep Douglas Butler dat hij - en hij alleen! - tot de actie moest overgaan. En wel op staande voet. Dat verdomde beest moest wég van die buik!
Hij zou daarbij evenwel niet het minste geluid mogen voortbrengen, en uiteraard zou hij de gids, de slaapzak of de slang zelf ook niet mogen aanraken.
Voorzichtig, héél voorzichtig, zette Douglas Butler een stap terug. En dan nog één. En nog één.
Douglas bevond zich nu weer veilig en wel buiten de tent.
Daar, bij het kampvuur, stond zijn jachtgeweer. Sinds hij op stap was gegaan met Manuel Vargas, had hij zijn wapen altijd bij de hand gehouden. Je wist immers nooit...
Nog een geluk dat ik zo op mijn hoede ben geweest, dacht Douglas Butler. Als ik het in de tent had achtergelaten, zou ik het nu misschien niet meer kunnen bereiken zonder de slang wakker te maken.
Het geweer was geladen met hagel. Als Douglas daarmee op de slang schoot, zou hij wellicht ook zijn gids doden. Hij moest het dus herladen met de kogels. Gelukkig had hij al zijn munitie sinds zijn eerste ontmoeting met Manuel Vargas aan zijn gordel hangen.
Douglas herlaadde zijn geweer en keerde terug naar de tent. Zachtjes schoof hij een tentflap opzij. Aandachtig bestudeerde hij de bult onder de slaapzak, de bult op de buik van zijn gids.
Het moet mogelijk zijn, dacht Douglas Butler. Het moét mogelijk zijn de slang te raken... en alléén de slang.
Zorgvuldig en omzichtig richtte hij zijn geweer op de bult onder de slaapzak... en toen troffen zijn ogen die van Vargas.
Deze keer leken ze te... te schitteren. Leken ze te zeggen: 'Doe dat niet!'
Douglas Butler liet de loop van zijn geweer zakken.
Vargas had gelijk, moest hij toegeven. Alleen de mesties kon weten waar de kop van het reptiel zich bevond. Misschien lag die netjes in het midden van het opgerolde slangelijf op de buik van Vargas. Maar het was ook mogelijk dat de kop zich aan een zijde van Vargas bevond, of tussen zijn benen lag.
Met andere woorden: zelfs als Douglas erin slaagde de slang te raken zonder Vargas te kwetsen, kon hij er nooit zeker van zijn dat de ongenode gast al na één schot dadelijk het loodje zou hebben gelegd. En ook een gevaarlijk gekwetste ongenode gast was nog altijd goed in staat de gastheer een dodelijke beet toe te brengen.
Het was de kop raken, met een ogenblikkelijke dood van de slang tot gevolg... of het was de kop niét raken, met een ogenblikkelijke dood van Vargas tot gevolg.
Douglas Butler knikte zijn gids geruststellend toe, ten teken dat hij het begrepen had. Hoe aandachtig hij de bult op de buik van Vargas ook bestudeerde, voor hém was het onmogelijk uit te maken waar de kop van de slang zich precies bevond. En aangezien Vargas niet mocht spreken, kon de gids hem dat ook niet vertellen.
Behoedzaam deed Douglas Butler een stap achteruit. En nog één. En nog één.
Douglas Butler zat bij het gedoofde kampvuur en vroeg zich af wat Manuel Vargas zou hebben gedaan, als hij op een slang in de slaapzak van zijn baas was gestoten. Hij kreeg niet meteen een antwoord op die vraag.
Daarna vroeg Douglas Butler zich onwillekeurig af wat híj zou hebben gedaan, als niet zijn gids maar hijzelf in zijn slaapzak het bezoek had gekregen van een ongenode gast met gevaarlijk scherpe giftanden.
Zou hij daar op net dezelfde wijze als de mesties perfect roerloos hebben kunnen liggen? Nauwelijks ademhalend?
En zo ja, voor hoe lang?
Hoe lang zou het nog duren voor Vargas het slachtoffer werd van een onbedwingbare kramp? Van een niesbui? Van een hoestaanval? Van een gerommel van de ingewanden?
Douglas Butler had er geen flauw idee van, maar één ding moest hij wel bekennen: hij had de mesties gehaat, jazeker... maar nu kon hij niet anders dan de man tegelijk ook bewonderen vanwege de onvoorstelbare moed en zelfbeheersing die hij aan de dag legde.
Zelf zou hij daar nooit toe in staat zijn geweest, wist Douglas Butler.
MANUEL VARGAS:
Hoorde Manuel Vargas daar iets knetteren?
Ja hoor... Douglas Butler was bezig het kampvuur opnieuw aan te steken. Die dwaze Amerikaan was toch niet van plan zijn slaapzak in brand te steken!?
Het volgende moment hoorde Manuel een zwak, maar niet mis te verstaan geluid: dat van een mes dat werd aangescherpt.
Wat was die bruut van een Yankee dààr nu weer mee van plan?
Besefte Butler dan niet dat ook het minste geluid de slang op Manuels buik kon alarmeren? Wilde hij het beest nu soms te lijf gaan met een mes?
Het ergste was dat Manuel, door wiens aderen voor de helft indiaans bloed en voor de andere helft Spaans bloed stroomde, heel veel afwist van de slangen die het Colombiaanse oerwoud bevolkten.
Als hij in de schoenen had gestaan van Douglas Butler, zou hij heel goed geweten hebben wat hij nu hoorde te doen. Ook voor dit soort situaties kregen blanken die in het oerwoud wilden werken immers een gids mee, die de jungle en haar bewoners door en door kende.
O ja, Manuel wist perfect wat Douglas Butler te doen stond. Maar hoe moest hij het uitleggen aan de Amerikaan!? Hij kon niet praten, kon zelfs geen enkel woord uitbrengen!
Je stemgeluid deed je borstkas lichtjes trillen, wist Manuel, tot aan je middel. Slangen mochten dan doof zijn, ze reageerden op de minste trilling. Als hij sprak, zou de slang op zijn buik vast en zeker gealarmeerd worden.
Slangen reageerden zelfs op uiterst zwakke trillingen van de lucht, zodat Douglas Butler ook niet mocht spreken in zijn nabijheid, want zijn stem zou de lucht doen trillen. Gelukkig scheen de Yankee dit dan toch begrepen te hebben.
Manuel durfde ook geen tekens te maken, zelfs niet met de hand die zich buiten de slaapzak bevond en op het grondzeil rustte. Het samentrekken en het uitstrekken van de spieren in zijn hand, hoe zwak ook, zou altijd wel een bepaalde invloed uitoefenen op de spieren in zijn buikstreek. Met een beet tot gevolg.
Hoe moest hij het dan in vredesnaam aan het dorre verstand van de Yankee brengen dat er maar één enkele mogelijkheid was om hem van een gewisse dood te redden!?
Eén enkele!
Daar keerde Butler al terug. In zijn handen hield hij een mes.
Manuel probeerde hem duidelijk te maken, door hem zo strak mogelijk aan te staren, dat zijn plannetje niet zou lukken, dat de slang zou opgeschrikt worden en bijten.
En dan te bedenken dat er een zo eenvoudige manier bestond, veel eenvoudiger dan wat Butler nu van plan was, om hem te redden! Het was overigens de énige wijze waarop Manuel gered kón worden, maar hoe moest hij dat aan zijn baas vertellen!?
Butler sloeg geen acht op de waarschuwende blik van Manuel. Na-tuurlijk deed hij dat niet. De Yankee was immers de bààs van Manuel.
Het zou wel geen moment in het holle hoofd van de Amerikaan opkomen dat de rollen nu omgedraaid waren. Dat híj nu moest gehoorzamen, als hij tenminste wilde dat Manuel nog ooit levend zijn slaapzak zou verlaten.
Hij moést Manuel nu gehoorzamen, want alleen Manuel wist hoe dat mogelijk was. Alleen Manuel kende de enige manier om dat mogelijk te maken.
Maar natuurlijk wist Butler het weer beter! Hij wendde de blik af, dacht waarschijnlijk dat Manuels ogen angst uitdrukten, terwijl Manuel hem alleen maar wilde vertellen dat zijn plannetje nooit zou lukken, dat hij op een andere wijze te werk moest gaan, als hij tenminste succes wilde boeken.
Toen Manuel wakker was geworden met een slang op zijn buik, was de situatie waarin hij nu gauw zou verkeren meteen, als in een flits, tot hem doorgedrongen.
Butler zou niet weten hoe hij Manuel moest redden en Manuel zou het hem niet kunnen vertellen... en dan was het nog zeer de vraag of Butler zijn gids wel zou willen redden. De beide mannen waren immers niet meteen de beste vrienden geweest.
Dadelijk had Manuel beseft dat alles zou afhangen van zijn zelfbeheersing en van de vraag of hij Butler op één of andere manier duidelijk kon maken hoe hij moest te werk gaan.
Wat zijn zelfbeheersing betrof, wist Manuel dat hij niet bang hoefde te zijn. Maar voor de rest was hij er helemaal niet zeker van dat Butler hem zou willen gehoorzamen, gesteld dat Manuel erin slaagde hem mee te delen wat hij bedoelde.
Aan zijn verachting voor halfbloeden in het algemeen en Manuel in het bijzonder, had Butler geen enkele twijfel laten bestaan. Een Amerikaan zoals hij zou nóóit bevelen opvolgen van een indiaan, die hij als minderwaardig beschouwde.
Bovendien was niet alleen het misprijzen gegroeid tussen beide mannen, maar ook de haat. Onvervalste, regelrechte haat. Misschien zou Butler het best leuk vinden dat zijn gids krepeerde door de beet van een gifslang. Tenzij zijn angst alleen achter te blijven in de voor hem onbekende jungle nog steeds groter was dan zijn haat voor Manuel...
Manuel zag hoe Butler aandachtig de plooien in zijn slaapzak bestudeerde.
Ten slotte richtte zijn blik zich op de plooien in een vrije hoek van de slaapzak, aan Manuels voeten. Uiterst voorzichtig nam hij de tip van die hoek tussen duim en wijsvinger van zijn linkerhand. In zijn rechterhand lag het aangescherpte mes, waarvan hij de punt behoedzaam in de de tip van de hoek stak.
Butler begon de slaapzak, aan de voeten van Manuel, in de vrije hoek open te snijden. De hele operatie duurde op z'n minst een kwartier, omdat Butler geen bruuske bewegingen durfde te maken.
Uiteindelijk slaagde Butler erin de hele hoek van de slaapzak open te snijden zonder de slang te wekken. Manuel voelde het zweet parelen op zijn voorhoofd. Het jeukte verschrikkelijk in zijn nek, maar uiteraard kon hij niet krabben.
Langzaam achteruit lopend, verliet Butler de tent.
Toen hij terugkeerde, hield hij een opgeblazen plastic zak in de hand. Hij hield de plastic zak goed gesloten, zodat de lucht er niet uit kon ontsnappen.
Met zijn vrije linkerhand en met eindeloos trage gebaren, bracht Butler de opening van de plastic zak aan in de opengesneden hoek van de slaapzak.
Manuel begreep nog altijd niet wat hij precies van plan was, maar hij zag ook op het voorhoofd van zijn baas dikke zweetdruppels parelen. Zijn kaki hemd was onder de oksels en op de rug nat van het zweet. Blijkbaar was het hem dus ernst met de reddingsoperatie.
Butler hield de opening van de plastic zak, die in de hoek van de slaapzak gestoken was, nog steeds gesloten. Nu begon hij met zijn rechterhand op de plastic zak te duwen, terwijl hij met zijn linkerhand de opening van de plastic zak in de vrije hoek van de slaapzak hield.
Ongeveer op hetzelfde moment werd Manuel zich bewust van het rookluchtje dat in de kleren van zijn baas hing en van het ijle pluimpje rook dat uit de hoek van zijn slaapzak ontsnapte, waar Butler de plastic zak naar binnen had gebracht.
Toen begreep Manuel wat de Yankee van plan was. Hij wilde de slang uitroken! Hij had het kampvuur opnieuw aangestoken en de opstijgende rook opgevangen in de plastic zak, en nu probeerde hij de slang uit te roken!
Alleen een dwaze Amerikaan kon het zo gek en zo omslachtig verzinnen, bedacht Manuel. Alleen een dwaze Amerikaan.
En hij voelde een steek van wanhoop in zijn borst.
Butler zou er nooit in slagen voldoende rook op te vangen en te behouden om de slang uit te roken! En slaagde hij er wél in, dan zou het ùren in beslag nemen, vooraleer het reptiel naar een andere schuilplaats wilde uitwijken! Als Manuel ondertussen nog niet was bezweken aan een slangebeet, tenminste!
Hoe kon hij de Amerikaan in vredesnaam aan het verstand brengen dat er maar één mogelijkheid was om hem te redden!?
Eén enkele, die de slang op de vlucht zou jagen, zonder dat Butler de slaapzak ook maar hoefde aan te raken!?
Manuel wist dat de kop van de slang die hij op zijn buik had op zijn rechterdij rustte.
Hij was ontwaakt, toen hij het beest op zijn schouder voelde. Gelukkig had hij niet geslapen toen het in zijn slaapzak gleed of zich op zijn buik nestelde, want de kleinste beweging - ook in zijn slaap - zou fataal geweest zijn. Nu was Manuel meteen op zijn hoede geweest.
Om middernacht had zijn wachttijd erop gezeten en had Butler hem opgevolgd. Kort nadien, nog voor hij was ingeslapen, had hij de ongenode gast in zijn slaapzak voelen sluipen. Sindsdien, nu al meer dan zeven uur lang, had hij roerloos gewacht op de Amerikaan, zonder ook maar een vinger te verroeren.
Hij had zijn ademhaling onder controle gehouden, hij had gevochten tegen spiertrekkingen en krampen, tegen de slaap en de jeuk en al de andere ongemakken die bij deze vreemde belegering kwamen kijken.
En nu kwam daar die idiote Amerikaan aanzetten met zijn idiote ideeën en zijn plastic zak gevuld met rook!
Het was om je te bescheuren van het lachen, of om in een huilbui uit te barsten... Maar Manuel kon geen van beide. Hij moest de Amerikaan dringend aan het verstand brengen wat er hem te doen stond.
Maar hoe!?
Hoé?
Vier maal kwam Douglas Butler terug.
Iedere keer bracht hij een kleine steen mee, die hij op de open hoek van de slaapzak legde, opdat de rook niet langs daar zou ontsnappen.
De rook zocht zijn weg door de slaapzak, naar de andere kant toe, waar zich het hoofd van Manuel bevond.
De slang werd niet geïrriteerd door de rook, maar de ogen van Manuel wél. Ze begonnen te tranen en hij werd gedwongen ze te sluiten, zodat ook het enige middel om in contact te komen met de Amerikaan nu wegviel.
Als de rook me maar niet aan het hoesten brengt! bad Manuel in stilte.
Best mogelijk dat de rook de slang begon te storen en dat ze de slaapzak verliet via zijn borst... Hoewel het storen van een slapende slang alleen al voldoende kon zijn om haar tot de aanval over te laten gaan... Maar toch, de kans bestond dat ze gewoon een comfortabeler, rookvrije ruimte zou opzoeken.
Manuel wist dat hij in ieder geval niet zou verroeren en het beest geen enkele aanleiding zou geven om toe te slaan.
Maar wat als de slang, terwijl ze de slaapzak verliet, de Amerikaan ontdekte? Wat als ze Manuel dan van pure angst beet? In de hals? Of in het gezicht?
Terwijl hij zich hiervan een voorstelling maakte, kwam Manuel in de greep van een steeds radelozer wordende behoefte om op te springen en het uit te schreeuwen.
Hij wilde zich niet langer bedwingen! Hij wilde dat het allemaal zou ophouden! Geen tent meer, geen slaapzak, geen Butler, geen rook en geen slang! Eén moment van afschuw en pijn, dan het vallen in een voortdurend dieper wordende duisternis... en ten slotte niets meer...
Het genadige, weldadige niets...
Op hetzelfde ogenblik voelde Manuel het lijf van de slang, dat aanvoelde als ruw leder, op zijn buik tot leven komen.
Zou de slang zich dan nù ontrollen?
Hij voelde de kop van het reptiel langs zijn borstkas naar boven glijden...
Waren zijn laatste seconden dan nù aangebroken?
Manuel opende de ogen.
Hij zag meteen dat ook Douglas Butler gemerkt had hoe er leven was gekomen in de bult op zijn buik. Langzaam maar zeker, zonder enig geluid te maken, deinsde de Yankee terug...
DOUGLAS BUTLER:
Douglas Butler verliet de tent, greep zijn geweer en wachtte, de blik strak op de tentopening gericht.
Hij wachtte een kwartier. Hij wachtte twintig minuten.
De ongenode gast kwam niet naar buiten.
Omzichtig keerde hij op zijn passen terug en wierp een blik in de tent.
De bult op de buik van Vargas was van vorm veranderd, maar het reptiel zat er nog steeds! Zodra de rook zich had verspreid, was het beest opnieuw op de buik van Vargas gaan slapen.
Douglas wierp ook een blik op de mesties zélf. Vargas staarde hem strak aan, fixeerde hem intensief. Het leek alsof Vargas hem iets wilde doen begrijpen. Maar dat zou wel inbeelding zijn, natuurlijk. Wat kón dat stuk halfbloed hem in godsnaam doen begrijpen!?
Douglas stapte voorzichtig terug naar buiten. Moedeloos ging hij bij het kampvuur zitten.
MANUEL VARGAS:
Waarmee zou die dwaze Yankee nu weer op de proppen komen?
Was het niet om te gíllen!? Dat die verduivelde slang precies zíjn slaapzak had uitgekozen? Was ze nu maar in die van de Amerikaan gegleden, dan had Manuel hem al lang bevrijd! Gesteld dat Butler zijn zelfbeheersing had weten te behouden, natuurlijk.
Ah... daar had je hem al terug... Met in zijn handen...
Een bóm!?
Een insecticidenbom!?
Dit was het einde! Sterven door toedoen van een idioot als Douglas Butler!
De idioot aarzelde...
Insecticiden in een slaapzak spuiten, dat kon niet zo moeilijk zijn... Dat zou het serpent wel op de vlucht jagen... Maar het maakte ook een boel lawaai...
Als hij de idioot nu maar aan het verstand kon brengen dat je heus géén Amerikaanse uitvindingen nodig had om een slang uit een slaapzak te drijven!
DOUGLAS BUTLER:
Het leek wel alsof de ogen van Vargas... woéde uitdrukten, dacht Douglas Butler.
Maar waarom was die ondankbare hond dan kwaad op hem!? Wie probeerde de nietsnut te redden? Wie offerde zijn kostbare tijd op voor een halfbloed?
Hij toch maar! Douglas Butler, meneer!
Waarom was dat kereltje dan kwààd op hem? Had Vargas dan een béter idee, misschien?
Even dacht Douglas Butler dat hij de mesties wel eens in zíjn schoenen wilde zien staan. Hij vroeg zich af of Vargas dàn nog zo veel praats zou hebben. Het volgende ogenblik drong zich echter de gedachte aan hem op dat hij al lang zou bewogen hebben, als hij in de slaapzak van Vargas had gelegen.
Je had indiaans bloed nodig om zo roerloos te blijven liggen in een dergelijke situatie, meende Douglas Butler. Die kerels konden hun gevoelens gewoon... uitschakelen. Dat was nodig als je in leven wilde blijven met een slang in je slaapzak.
Een blanke was te gevoelig om dit soort toestanden te overleven.
De zon was al een tijdje op en klom langzaam maar gestadig naar haar hoogste punt. Straks zouden haar stralen ongenadig op het tentzeil weerkaatsen. Het beloofde een lange, hete dag te worden.
Douglas Butler had er de pest in. Al die moeite voor een stomme mesties. Als hij Vargas niet nodig had om op een min of meer comfortabele manier weer de beschaafde wereld te bereiken, zou hij het al lang opgegeven hebben.
Die bruine onderkruiper was dan nog ondankbaar op de koop toe!
Maar goed, zónder Vargas was Douglas niet écht een vogel voor de kat in dit verraderlijke oerwoud, maar toch... nou ja, een man met heel wat meer problemen dan hij er nu had met die slang in de slaapzak van zijn gids.
Ook dààrom pijnigde Douglas zijn hersenen.
En zo was hij dan op het idee gekomen een spuitbus uit zijn rugzak te halen en die te vullen met insecticiden.
Wat kon hij anders nog doen?
Douglas stak de spuitbus in de hoek van de slaapzak.
Hij duwde op de knop, luisterde naar het zwak sissende geluid dat de spuitbus voortbracht... en voelde hoe zijn hart een slag miste. Want uit de slaapzak steeg, alsof het om een antwoord ging op een vraag van Douglas, een vaag en nauwelijks waarneembaar gesis op dat onmogelijk afkomstig kon zijn van de spuitbus!
De slang was ontwaakt, had zich opgericht, deed de slaapzak rimpelen en siste giftig!
Seconden lang bleef Douglas Butler als verstijfd met de kop van de spuitbus in de hoek van de slaapzak zitten...
MANUEL VARGAS:
Wist die dwaze Yankee dan niet dat het sissen van zo'n spuitbus erg goed leek op het sissende gefluit dat voortgebracht werd door een woedende slang!? Het beest op zijn buik zou denken dat het werd aangevallen!
De waakzame kop van de slang bevond zich nu ter hoogte van Manuels oksels. Aan de ogen van de Amerikaan, die op het nieuwe bultje waren gericht, kon hij merken dat Butler zich hiervan ook bewust was.
Gedurende een aantal seconden die even zo veel eeuwigheden leken, durfde Manuel bijna geen adem te halen. Op zijn beurt waagde Butler het niet een vin te verroeren: hij bleef zitten met de spuitbus in de hoek van de slaapzak gestoken.
Manuel sloot de ogen. Elk moment kon nu de fatale beet volgen.
Op z'n minst een minuut ging voorbij, zonder dat Manuel werd gebeten.
Twee minuten.
Toen zakte het uitsteeksel in de slaapzak ter hoogte van zijn oksels in elkaar.
Manuel herademde. De slang had de kop laten zakken en verroerde niet meer.
Manuel opende de ogen en keek naar de Amerikaan, met naar hij hoopte een vernietigende blik.
DOUGLAS BUTLER:
De mesties keek Douglas aan met een blik waaruit vooral verachting en kille haat spraken. En dat terwijl Douglas alles in het werk stelde om hem te redden!
Okee, hij gaf graag toe dat het een idioot idee was geweest de slang te lijf te gaan met een spuitbus, maar wat kon hij in 's hemelsnaam ànders doen!?
Híj was niet opgegroeid in het oerwoud, tussen de wilde beesten! Douglas Butler was een beschààfd man, die zich perfect in leven kon houden in de stenen jungle van New York. Hij wist hoe je zakkenrollers en bedelaars van je lijf moest houden, maar hij had nooit een opleiding gekregen voor het verdelgen van slangen!
Vargas staarde hem kil aan en sprak geen woord. Dat kon hij ook niet.
Douglas staarde kil terug. Hij mocht evenmin spreken.
De stilte stond tussen hen in als een hoge dikke muur.
Douglas snapte best dat de mesties hem dolgraag de huid vol wilde schelden en hij had er een fortuin voor gegeven om het rotjoch toe te schreeuwen dat het een onbetrouwbare, ondankbare hond was.
Maar dat was onmogelijk.
Ze konden elkaar alleen maar aankijken met een radeloze, wanhopige blik in de ogen.
Wat deed de halfbloed nù?
Hij knipperde een paar maal snel met de ogen en keek daarna opzij, naar de plek waar zijn linkerhand nog steeds roerloos op het grondzeil lag, buiten de slaapzak.
Moest Douglas naar zijn hand kijken? Goed, dan zoù hij kijken. Al snapte hij niet goed hoe dat hen een stap verder kon brengen.
Zonder dat zijn hand, laat staan zijn arm ook maar een klein beetje verroerde, begon Vargas zijn middelvinger te bewegen. Wilde de halfbloed hem op die manier iets meedelen? Wàt dan?
Gefascineerd keek Douglas toe. Zonder over het grondzeil te wrijven, want een krabgeluid kon de slang alarmeren, maakte Vargas een cirkelvormige beweging met zijn middelvinger.
Alleen de spiertjes van zijn hand bewogen, vanuit de pols. De minste spiersamentrekking in zijn arm of zijn schouder, zou een zekere, bliksemsnelle dood tot gevolg hebben...
De halfbloed probeerde iets te tekenen, besefte Douglas.
Een cirkel... en rond die cirkel... streepjes...
Streepjes... wég van de cirkel...
Wat kon dàt in 's hemelsnaam te betekenen hebben!?
MANUEL VARGAS:
Had die stomme Yankee het dan eindelijk begrepen!?
Manuel vreesde van niet, want Butler had de tent weer verlaten... en dat voorspelde weinig goeds.
Toen hij terugkeerde, zag Manuel zijn voorgevoel bevestigd. Want wat had de Amerikaan déze keer meegebracht? Geen inseciticidenbom, maar een bom van poederkoffie!
De Amerikaan hield de blikken doos in zijn handen, waarin ze hun poederkoffie bewaarden! Wat dacht hij dààrmee aan te vangen!? En wat meende hij opgemaakt te hebben uit de tekening die Manuel voor hem gemaakt had?
Toen besefte Manuel op zijn beurt wat de bedoeling was van de Amerikaan.
Heel zachtjes en verschrikkelijk voorzichtig begon Butler de inhoud van de blikken doos uit te strooien op het grondzeil, tegen de hand van Manuel.
Waarschijnlijk had hij niet duidelijk genoeg kunnen zien welke tekening Manuel had gemaakt op het grondzeil. Maar als Manuel in de poederkoffie een tekening kon maken, zou zelfs een stupide imbeciel als Douglas Butler er nog achter komen wat die voorstelde!
Misschien was het zelfs mogelijk een letter in de poederkoffie te schrijven, die uit te wissen, een volgende letter te schrijven, enzovoort... tot er een heel wóórd had gestaan!
Eigenlijk was die poederkoffie nog niet zo'n gek idee, moest Manuel toegeven. Nee, de Yankee was op de keper beschouwd nog niet zo stom als hij had aangenomen!
DOUGLAS BUTLER:
Vargas tekende met zijn middelvinger een cirkel in het bruine poeder... en daarna streepjes, die zich verwijderden van de cirkel.
De zon?
Wat wilde de mesties hem in godsnaam vertellen over de zón?
Voor alle zekerheid nam Douglas behoedzaam zijn notitieboekje uit zijn achterzak.
'De zon?' schreef hij.
Hij toonde het woord aan Vargas en die knipperde bevestigend één keer met de ogen.
Toen drong het plotseling tot Douglas Butler door wat Manuel Vargas hem probeerde te vertellen. Eén ogenblik stond hij perplex door de geniale eenvoud van het idee.
Hij keek Manuel aan, en deze keer sprak er geen vijandigheid meer uit zijn blik, maar bewondering en ook een zekere voldoening omdat hij zijn gids eindelijk... éindelijk begrepen had.
Douglas knikte en wees naar de hemel, om Manuel op zijn gemak te stellen. Hij wist heel goed wat hem te doen stond. Er was geen twijfel mogelijk. Ze hadden elkaar begrepen.
Manuel van zijn kant sloot even de ogen. Er leek zowaar een ontspannen uitdrukking op zijn gezicht te komen en even meende Douglas een vage, goedkeurende glimlach om de lippen van de gids te zien zweven.
Inbeelding! dacht Douglas. Indianen tonen geen gevoelens!
Niettemin gaf het hem een schok. Dit was de eerste keer in weken tijd dat er iets ànders tussen hem en Manuel bestond dan kille vijandigheid. Het onbegrip tussen hen beiden had plaats gemaakt voor begrip. Letterlijk nog wel: zij hadden elkaar eindelijk begrépen! En dat zonder ook maar één woord te spreken!
Tot zijn eigen grote verbijstering voelde Douglas tranen van ontroering in zijn ogen springen. Hij keek naar Manuel en Manuel keek naar hem en de zachte, warme blik in de ogen van zijn gids liet er geen twijfel over bestaan: ook Manuel was ontroerd.
Terwijl Douglas zich uit de tent terugtrok, schold hij zichzelf de huid vol.
'Sentimentele Amerikaan!' mopperde hij.
En ook: 'Hoe is het mogelijk!? Hoe is het mogelijk dat je daar niet éérder aan gedacht hebt!? Stomme idioot!'
Uiterst voorzichtig begon Douglas Butler de tent te demonteren, terwijl Manuel er nog in lag. Als het zeil ineens naar binnen viel of als er twee tentpalen tegen elkaar sloegen, zou dat het einde betekenen voor zijn gids.
Gedurende enige ogenblikken moest Douglas het tentzeil laten rusten op het lichaam van Manuel. Dat was het spannendste moment van de hele operatie, want er mocht daarbij niet méér gewicht op de slang liggen dan er voorheen al had op gelegen.
Daarna begon Douglas het tentzeil, centimeter na centimeter, op te rollen. Het was een hele opluchting, toen hij het gezicht van Manuel weer te voorschijn zag komen en hij de ogen van de mesties opgewonden en bemoedigend zag schitteren.
Vervolgens kwam het meest angstaanjagende gedeelte van de operatie. Douglas diende het tentzeil over de bult op de buik van Manuel heen te rollen, zonder de slang op te schrikken. Maar ook dit lukte wonderwel.
Op die manier slaagde Douglas er stukje bij beetje in de hele tent te demonteren, terwijl Manuel roerloos in zijn slaapzak op het grondzeil bleef liggen. Manuel lag nu in het volle zonlicht en dat was wat hij al van in het begin had gewild, realiseerde Douglas zich...
MANUEL VARGAS:
Manuel sloot de ogen, om te vermijden dat zijn netvlies gekwetst zou raken door de brandende stralen van de zon, die bijna op haar hoogste punt stond en genadeloos haar licht liet schijnen over deze kleine open plek in het Colombiaanse regenwoud.
Zachtjes en bijna liefdevol legde Douglas hem zijn hoed over de ogen. Het was een vriendschappelijk gebaar, besefte Manuel. Het onmiskenbare misprijzen van de Amerikaan leek plaats te hebben gemaakt voor een soort van... verbondenheid.
Douglas had hem gered uit eigenbelang, want zonder Manuel kwam zijn opdracht in het gedrang en ging hij een bijzonder harde tijd tegemoet in de jungle. Maar dit gebaar stelde hij niet langer uit eigenbelang, dacht Manuel.
Douglas had zijn hoed over de ogen van Manuel gelegd omdat zijn gids... apprecieerde. En op zijn beurt apprecieerde Manuel dit gebaar en daardoor ook de Amerikaan. In feite vond hij dit ene gebaar belangrijker dan al de ongetwijfeld goed bedoelde, maar idiote reddingspogingen die Douglas voordien had ondernomen.
Zijn baas had zijn vooroordelen en zijn minachting opzij gezet. Hij had naar Manuel gelùisterd en zonder dat zij één woord tot elkaar hadden gesproken, had Douglas hem verstààn. En toen had hij uitgevoerd wat Manuel hem had opgedragen, en zo hadden zij deze taak sàmen tot een goed einde gebracht.
En daarna had Douglas hem zorgzaam zijn hoed boven de ogen gelegd...
Manuel kon Douglas nu niet meer zien, maar dat hoefde ook niet.
Hij wist zónder te zien dat de Amerikaan wachtte. Dat hij ongeduldig wachtte.
Zo waren Amerikanen nu eenmaal: ongeduldig.
Indianen hadden alle tijd van de wereld, maar Amerikanen wilden onmiddellijk resultaten zien.
DOUGLAS BUTLER:
Douglas wachtte, het geweer in de aanslag.
Waarom had hij zich niet eerder herinnerd dat het lichaam van een slang niet werkte zoals het menselijk lichaam? De temperatuur van het menselijk lichaam bleef steeds min of meer gelijk, maar dat van een slang niet. De temperatuur van een slangelijf was afhankelijk van de warmte of de koude die daarbuiten heerste.
Een reptiel kon niet lang onbeweeglijk blijven in de zon. Het lichaam van een reptiel was als een ijzeren staaf die door het zonlicht werd verhit. Daarom moest een slang altijd zijn toevlucht zoeken onder een steen of in het struikgewas.
De hete zonnestralen die recht op de slaapzak van Manuel vielen, zouden de slang op de vlucht jagen. Dàt was het wat Manuel hem heel die tijd aan het verstand had proberen te brengen!
Douglas wachtte met het geweer in de aanslag.
Hij had het wapen geladen met hagel. Pas wanneer de slang ver genoeg van Manuel verwijderd was, zou hij schieten. Met een kogel zou hij het beest misschien niet dodelijk verwonden, maar met een lading hagel in de kop...
Het was al elf uur geworden.
Hoe slaagde Manuel er eigenlijk in zelfs geen millimeter te bewegen? Met zijn hoed over het gezicht, in de slaapzak met de vervaarlijke bult, leek Manuel wel een mummie, die al eeuwen geleden was gestorven en sindsdien nooit meer een vin had verroerd.
De slaapzak rimpelde!
Met ingehouden adem, al zijn spieren tot het uiterste gespannen, zag Douglas een kleiner bultje dan die op Manuels buik door de slaapzak golven: de kop van de slang.
Douglas moest zijn laatste restje zelfbeheersing inroepen om niet meteen op de kop te gaan schieten. De spanning van de afgelopen uren had hem verschrikkelijk zenuwachtig gemaakt, maar nu het einde van de nachtmerrie in zicht kwam, mocht hij het niet verknallen!
Langzaam maar zeker, dansend haast, bewoog het uitsteeksel in de richting van Manuels kin. Het leek een beetje op de periscoop van een onderzeeër, vond Douglas.
Toen zag Douglas, voor het eerst sinds hij die ochtend de tent had betreden, de kop van het monster. Er leek een eeuwigheid verstreken sinds dat afschuwelijke moment waarin het tot hem was doorgedrongen dat zijn gids met een slang op zijn buik lag. En toch waren er sindsdien nauwelijks enkele uren voorbij gegaan.
Het ondier had een gemene, knobbelige, driehoekige kop. Tergend traag zocht die kop zich een weg naar buiten toe om te ontsnappen aan de oncomfortabel geworden warmte in de slaapzak.
De kop streek nu langs de wang van Manuel... Het bruinachtige, schubbige en schilferige slangelijf volgde.
Douglas huiverde.
Wat als er nu ook een onwillekeurige rilling van afschuw door het lichaam van Manuel trok?
Maar Manuel bleef perfect roerloos.
Het serpent hield halt, terwijl haar kop zich nog steeds vlak bij het hoofd van Manuel bevond.
Douglas vloekte.
Minstens een meter moest ze van Manuel verwijderd zijn, voor hij kon schieten! Minstens een meter!
Maar alsof de slang zich van het gevaar bewust was, had ze waakzaam halt gehouden.
Wist ze op één of andere manier dat Douglas een tiental meters verderop geknield zat en de loop van zijn geweer op haar kop gericht hield?
Douglas beet op zijn tanden. Zijn vinger kromde zich om de trekker, maar hij kon nu nog niet schieten.
Nu nog niet!
Hij moest geduld oefenen!
Geduld!
De slang kwam opnieuw in beweging, liet zich lui en loom uit de slaapzak op de grond glijden.
De bult op de buik van Manuel werd kleiner.
Nu zag Douglas al het hele slangelijf naast de slaapzak. Het strekte zich uit en het kromp weer in. En zo, golvend en kronkelend, verwijderde het zich met een dodelijke gratie, centimeter na centimeter, weg van Manuel.
Douglas verloor het reptiel geen oogwenk uit het gezicht. De loop van zijn geweer volgde de slangekop. Het zweet stond dik en warm op zijn voorhoofd. Zijn hemd kleefde tegen zijn huid.
De slangekop bevond zich nu op ongeveer een meter van Manuels hoofd. Nog te dicht bij om een schot met hagel te riskeren. Manuel kon verwond geraken en als de slang niet meteen morsdood was, was alle moeite voor niets geweest.
Twee meter.
Drie meter...
Als ik nù niet schiet, verdwijnt het beest in de struiken! ging het door Douglas' hoofd.
MANUEL VARGAS:
Een dubbele ontlading van hagel deed het tropisch woud exploderen.
Vogels krijsten en piepten, apen schreeuwden geschrokken.
Manuel wierp de hoed van zijn gezicht, kneep de ogen dicht tegen het zonlicht en ging met een ruk rechtop zitten.
Douglas had twee maal geschoten en net als het regenwoud was de slang als het ware geëxplodeerd. Ze was door de voltreffers verscheidene meters verder geworpen... in drie stukken.
Douglas gooide zijn geweer in de lucht en startte, luid joelend, een wilde rondedans. Er plooide zich een brede, ontspannen grijns om de lippen van Manuel.
Toen Douglas op hem af danste, om samen met hem de bevrijding van het monster te vieren, weerde Manuel hem echter vriendelijk maar vastbesloten af. In de plaats van schreeuwend en dansend hun overwinning te vieren en op die manier uiting te geven aan zijn opluchting en zijn vreugde, begon Manuel zijn pijnlijke spieren te masseren.
Urenlang had hij roerloos in een bepaald ongemakkelijke houding gelegen. Het zou hem wel nog enige uren kosten vooraleer hij weer op een min of meer normale wijze rond kon stappen. Dansen zat er voor hem momenteel nog niet in.
Hij meende dat de Amerikaan daar wel begrip voor zou opbrengen.
DOUGLAS BUTLER:
Uitgeput liet Douglas Butler zich naast Manuel Vargas op de grond zakken.
'Kan er dan geen bedankje af?' vroeg hij.
De mesties hield even op met het masseren van zijn stramme spieren en keek hem aan.
'Bedankt,' zei hij ernstig.
En toen ging hij eenvoudig door met de massage, alsof er voor de rest niks meer te vertellen viel!
Nu ja, Douglas begreep best dat het geen pretje moest geweest zijn, daar al die uren in die verduivelde slaapzak te liggen met een slang op je buik, zonder een vin te verroeren. Maar had die vent het dan écht niet nodig even zijn hart te luchten en zijn vreugde de vrije teugel te laten?
Douglas zette voor de tweede maal die dag koffie. Met het poeder dat hij niét gebruikt had om Manuel er zijn boodschap in te laten tekenen.
Zwijgend dronken ze van hun koffie, tot Douglas de stilte niet meer kon verdragen.
'Hebben we elkaar dan écht niks te vertellen, Manuel?'
Manuel keek hem over de rand van zijn beker doordringend aan.
'Ik sta bij jou in het krijt, Yankee,' zei hij ten slotte. 'Als ik alléén in die tent had gelegen, dan was ik nu dood geweest.'
Douglas knikte goedkeurend.
'Als jij me niet had geholpen, zou ik die slang ook nooit hebben kunnen verjagen,' zei hij.
'Dat is goed,' grijnsde de mesties. 'We hebben het beest sàmen overwonnen.'
'Sàmen,' herhaalde Douglas instemmend. 'Maar wat ik niet begrijp, Manuel, is hoe jij zo... zo onbewogen kunt blijven bij dit alles. Ik bedoel, niet alleen met die slang op je buik... Toen moést het wel. Maar ook nu... Nu je het gehaald hebt... Je moet toch bang geweest zijn? Hoe kun je daar zo godsonmogelijk rùstig bij blijven?'
Manuel haalde zijn schouders op.
'Wij zijn nu eenmaal anders,' antwoordde hij. 'Jij een Amerikaan en ik...'
Hij maakte zijn zin niet af, maar legde zijn hand op de arm van zijn baas.
'Het heeft ons niet verhinderd samen te werken, of wel soms?'
'En met wat voor een resultaat!' grijnsde Douglas.
'Er zijn ook heel wat dingen die ik van jou niet begrijp, Yankee...'
Douglas trok de wenkbrauwen op.
'Wat dan?'
'Waarom je op de slang hebt geschoten, bijvoorbeeld... Dat was toch nergens meer voor nodig? Ze vluchtte weg...'
Manuel had nog steeds zijn hand op de arm van Douglas en kneep er nu even in.
'Waarom heb je haar doodgeschoten, Amerikaan?' drong hij aan. 'Waarom heb je haar in drie stukken geschoten?'
Met een ongelovige uitdrukking op zijn gezicht keek Douglas zijn gids aan.
'Dat ligt toch voor de hand!?' riep hij toen uit.
'O ja?'
Die paar woordjes dwongen Douglas er dieper over na te denken. En toen kwam hij al gauw tot de slotsom dat Manuel gelijk had. Hij hoéfde helemaal niet meer op de slang te schieten: ze wàs al onschadelijk gemaakt.
Waarom had hij het dan toch gedaan?
Omdat hij woedend was op het ondier dat hen zo veel last had berokkend? Omdat hij het serpent hààtte, dat niet eens bewust kon handelen en alleen maar haar instinct volgde?
'Ik heb geschoten uit woede,' moest hij toen bekennen. 'Uit woede en uit haat.'
Ik, dacht Douglas Butler, heb geschoten uit pure razernij.
Ik, een Amerikaan. De meest 'beschaafde' van ons twee.
Zo bekeken, kon hij nog heel wat leren van deze 'wilde'.
Douglas Butler voelde hoe een nieuwe woede-aanval hem besloop, zoals een hongerige leeuw omstreeks het etensuur de gazelle besluipt bij de drenkplaats.
Zeven uur was het! Hij zat al een hele tijd aan de ochtendkoffie. Het oerwoud was reeds lang ontwaakt. Maar Vargas sliep nog.
Die dekselse, duivelse Vargas!
Daar lag hij: in de tent, in zijn slaapzak.
Ongetwijfeld deed hij het opzettelijk, Vargas. Om hem te pesten.
Op die manier kon deze geschiedenis niet anders dan slecht aflopen voor hen beiden!
Een lesje verdiende hij, dacht Douglas. En een lesje zou hij krijgen. Reken maar!
Al die halfbloeden waren van hetzelfde slag. Voor de helft blank en voor de andere helft indiaans, leken ze de hele wereld aan hun laarzen te lappen. De gids van Douglas Butler, Manuel Vargas, was geen uitzondering op die regel.
Gehoorzamen deed hij, jazeker. Maar altijd met die vreemde, ijskoude, glazige blik in zijn ogen, die Douglas Butler verafschuwde, omdat ze hem bang maakte.
Al verscheidene weken hing Douglas rond in het Colombiaanse regenwoud. Hij was landmeter en het was zijn opdracht dit stukje Zuidamerikaanse jungle in kaart te brengen. Of beter: de reeds bestaande, oudere kaarten te corrigeren. Men had hem deze mesties met zijn koffiekleurige huid, zijn dikke zwarte haren en zijn spleetogen als gids gegeven.
Manuel Vargas.
Douglas Butler was de kerel gaan haten.
Misschien kwam dat ook wel een beetje door de hitte. Die zware, vochtige hitte van het tropisch woud. Of door de insecten, die hem dag en nacht plaagden. Dergelijke ongemakken maakten je al gauw extra prikkelbaar.
Maar toch, hij mócht die vent gewoon niet. En Douglas Butler besefte best dat dit gevoel wederzijds was. Ook de halfbloed kon niet anders dan de Amerikaan haten, die hij als baas gekregen had.
Bijna twee maanden trokken ze nu al met hun tweetjes door de verstikkende jungle... Er waren woordenwisselingen geweest en één keer hadden ze zelfs op het punt gestaan met elkaar op de vuist te gaan.
Nee, goéd kon deze expeditie niet aflopen, meende Douglas Butler. Althans, niet voor hen beiden. Vroeg of laat explodeerde hij, ofwel barstte Vargas los. En wat zou er dàn gebeuren?
Terugkeren zonder dat hij zijn opdracht had volbracht, was voor Douglas Butler onmogelijk. Als het zijn oversten duidelijk werd, dat hij onmogelijk met halfbloeden kon samenwerken, mocht hij dit baantje wel vergeten. Landmeters moesten immers àltijd beroep doen op een gids die het oerwoud kende, en die gids was in zowat alle gevallen een indiaan of een halfbloed.
Douglas Butler dronk van zijn koud geworden koffie en vloekte hartsgrondig.
Hoe haalde die sakkerse spleetoog het in zijn hoofd gewoon dóór te blijven maffen!? Lag die kerel daar nog doodleuk in zijn slaapzak in hun tent, terwijl hij - Douglas Butler, zijn baas - al koffie had gezet én gedronken!
'Deze keer ga je buigen of barsten, Vargas!' mompelde Douglas Butler, terwijl hij de rest van zijn koffie in het vuur keilde. 'We zullen je eens goed inpeperen wie er hier de baas is!'
Douglas stond op en liep met gebalde vuisten naar de kleine tent die ze de vorige avond hadden opgezet op dit min of meer open plekje in het oerwoud.
Hij sloeg een flap opzij en maakte aanstalten om de mesties met slaapzak en al uit de tent te sleuren, toen het bloed in zijn aderen ter plekke bevroor.
Manuel Vargas lag inderdaad nog op zijn rug in de slaapzak, terwijl zijn linkerhand op het grondzeil rustte. Maar slapen deed hij niet, o nee!
Vargas staarde hem aan, met die uitdrukkingsloze ogen van hem.
Vargas staarde hem aan... met wijd opengesperde ogen. En deze keer leken zijn ogen wel degelijk iets uit te willen drukken.
De mesties lag daar, roerloos. Fixeerde zijn baas intens en knipperde vervolgens een paar maal langzaam met de ogen. Alsof hij het spraakvermogen had verloren en hem dan maar op die manier iets wilde zeggen.
Alsof hij hem wilde wààrschuwen.
Plotseling voelde Douglas Butler hoe zijn nekharen recht overeind gingen staan. De ogen van de mesties hadden zich op zijn slaapzak gericht, en in die slaapzak - ter hoogte van Vargas' maag - had Douglas een grote, cirkelvormige bult gezien.
Er had zich een slang opgerold op de buik van die drommelse mesties!
Op zijn beurt staarde Douglas Butler met wijdopen ogen naar de bult op de buik van Manuel Vargas.
Naar de vorm en de oppervlakte te oordelen, kon het niet anders dan een grote slang zijn die daar lag. Blijkbaar was ze die nacht in hun tent geglipt en had ze zich, op zoek naar een warm, droog en veilig plekje, in de slaapzak van Vargas laten glijden. En waarschijnlijk sliep ze nu.
Douglas besefte dat de halfbloed geen vin kon verroeren en geen woord mocht uitspreken. De minste beweging van zijn buikspieren zou de slang doen ontwaken. En als het zo'n exemplaar van meer dan één meter was met van die geweldige giftanden, zoals hij er al enkele gezien had in dit vervloekte oerwoud, dan was één beet voldoende om Manuel Vargas binnen de twee minuten te doen kreperen.
Terwijl Douglas als versteend in de tentopening stond, herinnerde hij zich hoe hij nog niet zo lang geleden iets dergelijks had zien gebeuren met een wild zwijntje. Het dier werd met een zo bruut geweld aangevallen door de slang in kwestie, dat het door de lucht vloog. Toen het zwijntje de grond weer raakte, had het gif zijn werk al gedaan.
Douglas richtte zijn blik op zijn roerloze gids. De ogen van Vargas hadden weer iedere uitdrukking verloren.
De ogen van een blanke in een situatie als deze, dacht Douglas Butler, zouden op z'n minst angst uitdrukken. Ze zouden op z'n minst een smekende uitdrukking hebben: 'Asjeblief, doe iets!'
Niets daarvan bij Vargas.
Zijn linkerarm lag buiten de slaapzak, zijn linkerhand rustte op het grondzeil. Zijn rechterarm bevond zich echter in de slaapzak en moest het serpent dus àànraken! Urenlang had hij geen spiertje mogen bewegen, zelfs niet van zijn rechterhand, zelfs niet van de vingers van zijn rechterhand!
En toch...
Geen spoor van paniek in die blik. Geen angst. Geen afgrijzen. Geen walging bij het voelen van het ruwe vel van het moorddadige reptiel op het weke warme vlees van zijn buik.
Toen de eerste schok was weggeëbd, begreep Douglas Butler dat hij - en hij alleen! - tot de actie moest overgaan. En wel op staande voet. Dat verdomde beest moest wég van die buik!
Hij zou daarbij evenwel niet het minste geluid mogen voortbrengen, en uiteraard zou hij de gids, de slaapzak of de slang zelf ook niet mogen aanraken.
Voorzichtig, héél voorzichtig, zette Douglas Butler een stap terug. En dan nog één. En nog één.
Douglas bevond zich nu weer veilig en wel buiten de tent.
Daar, bij het kampvuur, stond zijn jachtgeweer. Sinds hij op stap was gegaan met Manuel Vargas, had hij zijn wapen altijd bij de hand gehouden. Je wist immers nooit...
Nog een geluk dat ik zo op mijn hoede ben geweest, dacht Douglas Butler. Als ik het in de tent had achtergelaten, zou ik het nu misschien niet meer kunnen bereiken zonder de slang wakker te maken.
Het geweer was geladen met hagel. Als Douglas daarmee op de slang schoot, zou hij wellicht ook zijn gids doden. Hij moest het dus herladen met de kogels. Gelukkig had hij al zijn munitie sinds zijn eerste ontmoeting met Manuel Vargas aan zijn gordel hangen.
Douglas herlaadde zijn geweer en keerde terug naar de tent. Zachtjes schoof hij een tentflap opzij. Aandachtig bestudeerde hij de bult onder de slaapzak, de bult op de buik van zijn gids.
Het moet mogelijk zijn, dacht Douglas Butler. Het moét mogelijk zijn de slang te raken... en alléén de slang.
Zorgvuldig en omzichtig richtte hij zijn geweer op de bult onder de slaapzak... en toen troffen zijn ogen die van Vargas.
Deze keer leken ze te... te schitteren. Leken ze te zeggen: 'Doe dat niet!'
Douglas Butler liet de loop van zijn geweer zakken.
Vargas had gelijk, moest hij toegeven. Alleen de mesties kon weten waar de kop van het reptiel zich bevond. Misschien lag die netjes in het midden van het opgerolde slangelijf op de buik van Vargas. Maar het was ook mogelijk dat de kop zich aan een zijde van Vargas bevond, of tussen zijn benen lag.
Met andere woorden: zelfs als Douglas erin slaagde de slang te raken zonder Vargas te kwetsen, kon hij er nooit zeker van zijn dat de ongenode gast al na één schot dadelijk het loodje zou hebben gelegd. En ook een gevaarlijk gekwetste ongenode gast was nog altijd goed in staat de gastheer een dodelijke beet toe te brengen.
Het was de kop raken, met een ogenblikkelijke dood van de slang tot gevolg... of het was de kop niét raken, met een ogenblikkelijke dood van Vargas tot gevolg.
Douglas Butler knikte zijn gids geruststellend toe, ten teken dat hij het begrepen had. Hoe aandachtig hij de bult op de buik van Vargas ook bestudeerde, voor hém was het onmogelijk uit te maken waar de kop van de slang zich precies bevond. En aangezien Vargas niet mocht spreken, kon de gids hem dat ook niet vertellen.
Behoedzaam deed Douglas Butler een stap achteruit. En nog één. En nog één.
Douglas Butler zat bij het gedoofde kampvuur en vroeg zich af wat Manuel Vargas zou hebben gedaan, als hij op een slang in de slaapzak van zijn baas was gestoten. Hij kreeg niet meteen een antwoord op die vraag.
Daarna vroeg Douglas Butler zich onwillekeurig af wat híj zou hebben gedaan, als niet zijn gids maar hijzelf in zijn slaapzak het bezoek had gekregen van een ongenode gast met gevaarlijk scherpe giftanden.
Zou hij daar op net dezelfde wijze als de mesties perfect roerloos hebben kunnen liggen? Nauwelijks ademhalend?
En zo ja, voor hoe lang?
Hoe lang zou het nog duren voor Vargas het slachtoffer werd van een onbedwingbare kramp? Van een niesbui? Van een hoestaanval? Van een gerommel van de ingewanden?
Douglas Butler had er geen flauw idee van, maar één ding moest hij wel bekennen: hij had de mesties gehaat, jazeker... maar nu kon hij niet anders dan de man tegelijk ook bewonderen vanwege de onvoorstelbare moed en zelfbeheersing die hij aan de dag legde.
Zelf zou hij daar nooit toe in staat zijn geweest, wist Douglas Butler.
MANUEL VARGAS:
Hoorde Manuel Vargas daar iets knetteren?
Ja hoor... Douglas Butler was bezig het kampvuur opnieuw aan te steken. Die dwaze Amerikaan was toch niet van plan zijn slaapzak in brand te steken!?
Het volgende moment hoorde Manuel een zwak, maar niet mis te verstaan geluid: dat van een mes dat werd aangescherpt.
Wat was die bruut van een Yankee dààr nu weer mee van plan?
Besefte Butler dan niet dat ook het minste geluid de slang op Manuels buik kon alarmeren? Wilde hij het beest nu soms te lijf gaan met een mes?
Het ergste was dat Manuel, door wiens aderen voor de helft indiaans bloed en voor de andere helft Spaans bloed stroomde, heel veel afwist van de slangen die het Colombiaanse oerwoud bevolkten.
Als hij in de schoenen had gestaan van Douglas Butler, zou hij heel goed geweten hebben wat hij nu hoorde te doen. Ook voor dit soort situaties kregen blanken die in het oerwoud wilden werken immers een gids mee, die de jungle en haar bewoners door en door kende.
O ja, Manuel wist perfect wat Douglas Butler te doen stond. Maar hoe moest hij het uitleggen aan de Amerikaan!? Hij kon niet praten, kon zelfs geen enkel woord uitbrengen!
Je stemgeluid deed je borstkas lichtjes trillen, wist Manuel, tot aan je middel. Slangen mochten dan doof zijn, ze reageerden op de minste trilling. Als hij sprak, zou de slang op zijn buik vast en zeker gealarmeerd worden.
Slangen reageerden zelfs op uiterst zwakke trillingen van de lucht, zodat Douglas Butler ook niet mocht spreken in zijn nabijheid, want zijn stem zou de lucht doen trillen. Gelukkig scheen de Yankee dit dan toch begrepen te hebben.
Manuel durfde ook geen tekens te maken, zelfs niet met de hand die zich buiten de slaapzak bevond en op het grondzeil rustte. Het samentrekken en het uitstrekken van de spieren in zijn hand, hoe zwak ook, zou altijd wel een bepaalde invloed uitoefenen op de spieren in zijn buikstreek. Met een beet tot gevolg.
Hoe moest hij het dan in vredesnaam aan het dorre verstand van de Yankee brengen dat er maar één enkele mogelijkheid was om hem van een gewisse dood te redden!?
Eén enkele!
Daar keerde Butler al terug. In zijn handen hield hij een mes.
Manuel probeerde hem duidelijk te maken, door hem zo strak mogelijk aan te staren, dat zijn plannetje niet zou lukken, dat de slang zou opgeschrikt worden en bijten.
En dan te bedenken dat er een zo eenvoudige manier bestond, veel eenvoudiger dan wat Butler nu van plan was, om hem te redden! Het was overigens de énige wijze waarop Manuel gered kón worden, maar hoe moest hij dat aan zijn baas vertellen!?
Butler sloeg geen acht op de waarschuwende blik van Manuel. Na-tuurlijk deed hij dat niet. De Yankee was immers de bààs van Manuel.
Het zou wel geen moment in het holle hoofd van de Amerikaan opkomen dat de rollen nu omgedraaid waren. Dat híj nu moest gehoorzamen, als hij tenminste wilde dat Manuel nog ooit levend zijn slaapzak zou verlaten.
Hij moést Manuel nu gehoorzamen, want alleen Manuel wist hoe dat mogelijk was. Alleen Manuel kende de enige manier om dat mogelijk te maken.
Maar natuurlijk wist Butler het weer beter! Hij wendde de blik af, dacht waarschijnlijk dat Manuels ogen angst uitdrukten, terwijl Manuel hem alleen maar wilde vertellen dat zijn plannetje nooit zou lukken, dat hij op een andere wijze te werk moest gaan, als hij tenminste succes wilde boeken.
Toen Manuel wakker was geworden met een slang op zijn buik, was de situatie waarin hij nu gauw zou verkeren meteen, als in een flits, tot hem doorgedrongen.
Butler zou niet weten hoe hij Manuel moest redden en Manuel zou het hem niet kunnen vertellen... en dan was het nog zeer de vraag of Butler zijn gids wel zou willen redden. De beide mannen waren immers niet meteen de beste vrienden geweest.
Dadelijk had Manuel beseft dat alles zou afhangen van zijn zelfbeheersing en van de vraag of hij Butler op één of andere manier duidelijk kon maken hoe hij moest te werk gaan.
Wat zijn zelfbeheersing betrof, wist Manuel dat hij niet bang hoefde te zijn. Maar voor de rest was hij er helemaal niet zeker van dat Butler hem zou willen gehoorzamen, gesteld dat Manuel erin slaagde hem mee te delen wat hij bedoelde.
Aan zijn verachting voor halfbloeden in het algemeen en Manuel in het bijzonder, had Butler geen enkele twijfel laten bestaan. Een Amerikaan zoals hij zou nóóit bevelen opvolgen van een indiaan, die hij als minderwaardig beschouwde.
Bovendien was niet alleen het misprijzen gegroeid tussen beide mannen, maar ook de haat. Onvervalste, regelrechte haat. Misschien zou Butler het best leuk vinden dat zijn gids krepeerde door de beet van een gifslang. Tenzij zijn angst alleen achter te blijven in de voor hem onbekende jungle nog steeds groter was dan zijn haat voor Manuel...
Manuel zag hoe Butler aandachtig de plooien in zijn slaapzak bestudeerde.
Ten slotte richtte zijn blik zich op de plooien in een vrije hoek van de slaapzak, aan Manuels voeten. Uiterst voorzichtig nam hij de tip van die hoek tussen duim en wijsvinger van zijn linkerhand. In zijn rechterhand lag het aangescherpte mes, waarvan hij de punt behoedzaam in de de tip van de hoek stak.
Butler begon de slaapzak, aan de voeten van Manuel, in de vrije hoek open te snijden. De hele operatie duurde op z'n minst een kwartier, omdat Butler geen bruuske bewegingen durfde te maken.
Uiteindelijk slaagde Butler erin de hele hoek van de slaapzak open te snijden zonder de slang te wekken. Manuel voelde het zweet parelen op zijn voorhoofd. Het jeukte verschrikkelijk in zijn nek, maar uiteraard kon hij niet krabben.
Langzaam achteruit lopend, verliet Butler de tent.
Toen hij terugkeerde, hield hij een opgeblazen plastic zak in de hand. Hij hield de plastic zak goed gesloten, zodat de lucht er niet uit kon ontsnappen.
Met zijn vrije linkerhand en met eindeloos trage gebaren, bracht Butler de opening van de plastic zak aan in de opengesneden hoek van de slaapzak.
Manuel begreep nog altijd niet wat hij precies van plan was, maar hij zag ook op het voorhoofd van zijn baas dikke zweetdruppels parelen. Zijn kaki hemd was onder de oksels en op de rug nat van het zweet. Blijkbaar was het hem dus ernst met de reddingsoperatie.
Butler hield de opening van de plastic zak, die in de hoek van de slaapzak gestoken was, nog steeds gesloten. Nu begon hij met zijn rechterhand op de plastic zak te duwen, terwijl hij met zijn linkerhand de opening van de plastic zak in de vrije hoek van de slaapzak hield.
Ongeveer op hetzelfde moment werd Manuel zich bewust van het rookluchtje dat in de kleren van zijn baas hing en van het ijle pluimpje rook dat uit de hoek van zijn slaapzak ontsnapte, waar Butler de plastic zak naar binnen had gebracht.
Toen begreep Manuel wat de Yankee van plan was. Hij wilde de slang uitroken! Hij had het kampvuur opnieuw aangestoken en de opstijgende rook opgevangen in de plastic zak, en nu probeerde hij de slang uit te roken!
Alleen een dwaze Amerikaan kon het zo gek en zo omslachtig verzinnen, bedacht Manuel. Alleen een dwaze Amerikaan.
En hij voelde een steek van wanhoop in zijn borst.
Butler zou er nooit in slagen voldoende rook op te vangen en te behouden om de slang uit te roken! En slaagde hij er wél in, dan zou het ùren in beslag nemen, vooraleer het reptiel naar een andere schuilplaats wilde uitwijken! Als Manuel ondertussen nog niet was bezweken aan een slangebeet, tenminste!
Hoe kon hij de Amerikaan in vredesnaam aan het verstand brengen dat er maar één mogelijkheid was om hem te redden!?
Eén enkele, die de slang op de vlucht zou jagen, zonder dat Butler de slaapzak ook maar hoefde aan te raken!?
Manuel wist dat de kop van de slang die hij op zijn buik had op zijn rechterdij rustte.
Hij was ontwaakt, toen hij het beest op zijn schouder voelde. Gelukkig had hij niet geslapen toen het in zijn slaapzak gleed of zich op zijn buik nestelde, want de kleinste beweging - ook in zijn slaap - zou fataal geweest zijn. Nu was Manuel meteen op zijn hoede geweest.
Om middernacht had zijn wachttijd erop gezeten en had Butler hem opgevolgd. Kort nadien, nog voor hij was ingeslapen, had hij de ongenode gast in zijn slaapzak voelen sluipen. Sindsdien, nu al meer dan zeven uur lang, had hij roerloos gewacht op de Amerikaan, zonder ook maar een vinger te verroeren.
Hij had zijn ademhaling onder controle gehouden, hij had gevochten tegen spiertrekkingen en krampen, tegen de slaap en de jeuk en al de andere ongemakken die bij deze vreemde belegering kwamen kijken.
En nu kwam daar die idiote Amerikaan aanzetten met zijn idiote ideeën en zijn plastic zak gevuld met rook!
Het was om je te bescheuren van het lachen, of om in een huilbui uit te barsten... Maar Manuel kon geen van beide. Hij moest de Amerikaan dringend aan het verstand brengen wat er hem te doen stond.
Maar hoe!?
Hoé?
Vier maal kwam Douglas Butler terug.
Iedere keer bracht hij een kleine steen mee, die hij op de open hoek van de slaapzak legde, opdat de rook niet langs daar zou ontsnappen.
De rook zocht zijn weg door de slaapzak, naar de andere kant toe, waar zich het hoofd van Manuel bevond.
De slang werd niet geïrriteerd door de rook, maar de ogen van Manuel wél. Ze begonnen te tranen en hij werd gedwongen ze te sluiten, zodat ook het enige middel om in contact te komen met de Amerikaan nu wegviel.
Als de rook me maar niet aan het hoesten brengt! bad Manuel in stilte.
Best mogelijk dat de rook de slang begon te storen en dat ze de slaapzak verliet via zijn borst... Hoewel het storen van een slapende slang alleen al voldoende kon zijn om haar tot de aanval over te laten gaan... Maar toch, de kans bestond dat ze gewoon een comfortabeler, rookvrije ruimte zou opzoeken.
Manuel wist dat hij in ieder geval niet zou verroeren en het beest geen enkele aanleiding zou geven om toe te slaan.
Maar wat als de slang, terwijl ze de slaapzak verliet, de Amerikaan ontdekte? Wat als ze Manuel dan van pure angst beet? In de hals? Of in het gezicht?
Terwijl hij zich hiervan een voorstelling maakte, kwam Manuel in de greep van een steeds radelozer wordende behoefte om op te springen en het uit te schreeuwen.
Hij wilde zich niet langer bedwingen! Hij wilde dat het allemaal zou ophouden! Geen tent meer, geen slaapzak, geen Butler, geen rook en geen slang! Eén moment van afschuw en pijn, dan het vallen in een voortdurend dieper wordende duisternis... en ten slotte niets meer...
Het genadige, weldadige niets...
Op hetzelfde ogenblik voelde Manuel het lijf van de slang, dat aanvoelde als ruw leder, op zijn buik tot leven komen.
Zou de slang zich dan nù ontrollen?
Hij voelde de kop van het reptiel langs zijn borstkas naar boven glijden...
Waren zijn laatste seconden dan nù aangebroken?
Manuel opende de ogen.
Hij zag meteen dat ook Douglas Butler gemerkt had hoe er leven was gekomen in de bult op zijn buik. Langzaam maar zeker, zonder enig geluid te maken, deinsde de Yankee terug...
DOUGLAS BUTLER:
Douglas Butler verliet de tent, greep zijn geweer en wachtte, de blik strak op de tentopening gericht.
Hij wachtte een kwartier. Hij wachtte twintig minuten.
De ongenode gast kwam niet naar buiten.
Omzichtig keerde hij op zijn passen terug en wierp een blik in de tent.
De bult op de buik van Vargas was van vorm veranderd, maar het reptiel zat er nog steeds! Zodra de rook zich had verspreid, was het beest opnieuw op de buik van Vargas gaan slapen.
Douglas wierp ook een blik op de mesties zélf. Vargas staarde hem strak aan, fixeerde hem intensief. Het leek alsof Vargas hem iets wilde doen begrijpen. Maar dat zou wel inbeelding zijn, natuurlijk. Wat kón dat stuk halfbloed hem in godsnaam doen begrijpen!?
Douglas stapte voorzichtig terug naar buiten. Moedeloos ging hij bij het kampvuur zitten.
MANUEL VARGAS:
Waarmee zou die dwaze Yankee nu weer op de proppen komen?
Was het niet om te gíllen!? Dat die verduivelde slang precies zíjn slaapzak had uitgekozen? Was ze nu maar in die van de Amerikaan gegleden, dan had Manuel hem al lang bevrijd! Gesteld dat Butler zijn zelfbeheersing had weten te behouden, natuurlijk.
Ah... daar had je hem al terug... Met in zijn handen...
Een bóm!?
Een insecticidenbom!?
Dit was het einde! Sterven door toedoen van een idioot als Douglas Butler!
De idioot aarzelde...
Insecticiden in een slaapzak spuiten, dat kon niet zo moeilijk zijn... Dat zou het serpent wel op de vlucht jagen... Maar het maakte ook een boel lawaai...
Als hij de idioot nu maar aan het verstand kon brengen dat je heus géén Amerikaanse uitvindingen nodig had om een slang uit een slaapzak te drijven!
DOUGLAS BUTLER:
Het leek wel alsof de ogen van Vargas... woéde uitdrukten, dacht Douglas Butler.
Maar waarom was die ondankbare hond dan kwaad op hem!? Wie probeerde de nietsnut te redden? Wie offerde zijn kostbare tijd op voor een halfbloed?
Hij toch maar! Douglas Butler, meneer!
Waarom was dat kereltje dan kwààd op hem? Had Vargas dan een béter idee, misschien?
Even dacht Douglas Butler dat hij de mesties wel eens in zíjn schoenen wilde zien staan. Hij vroeg zich af of Vargas dàn nog zo veel praats zou hebben. Het volgende ogenblik drong zich echter de gedachte aan hem op dat hij al lang zou bewogen hebben, als hij in de slaapzak van Vargas had gelegen.
Je had indiaans bloed nodig om zo roerloos te blijven liggen in een dergelijke situatie, meende Douglas Butler. Die kerels konden hun gevoelens gewoon... uitschakelen. Dat was nodig als je in leven wilde blijven met een slang in je slaapzak.
Een blanke was te gevoelig om dit soort toestanden te overleven.
De zon was al een tijdje op en klom langzaam maar gestadig naar haar hoogste punt. Straks zouden haar stralen ongenadig op het tentzeil weerkaatsen. Het beloofde een lange, hete dag te worden.
Douglas Butler had er de pest in. Al die moeite voor een stomme mesties. Als hij Vargas niet nodig had om op een min of meer comfortabele manier weer de beschaafde wereld te bereiken, zou hij het al lang opgegeven hebben.
Die bruine onderkruiper was dan nog ondankbaar op de koop toe!
Maar goed, zónder Vargas was Douglas niet écht een vogel voor de kat in dit verraderlijke oerwoud, maar toch... nou ja, een man met heel wat meer problemen dan hij er nu had met die slang in de slaapzak van zijn gids.
Ook dààrom pijnigde Douglas zijn hersenen.
En zo was hij dan op het idee gekomen een spuitbus uit zijn rugzak te halen en die te vullen met insecticiden.
Wat kon hij anders nog doen?
Douglas stak de spuitbus in de hoek van de slaapzak.
Hij duwde op de knop, luisterde naar het zwak sissende geluid dat de spuitbus voortbracht... en voelde hoe zijn hart een slag miste. Want uit de slaapzak steeg, alsof het om een antwoord ging op een vraag van Douglas, een vaag en nauwelijks waarneembaar gesis op dat onmogelijk afkomstig kon zijn van de spuitbus!
De slang was ontwaakt, had zich opgericht, deed de slaapzak rimpelen en siste giftig!
Seconden lang bleef Douglas Butler als verstijfd met de kop van de spuitbus in de hoek van de slaapzak zitten...
MANUEL VARGAS:
Wist die dwaze Yankee dan niet dat het sissen van zo'n spuitbus erg goed leek op het sissende gefluit dat voortgebracht werd door een woedende slang!? Het beest op zijn buik zou denken dat het werd aangevallen!
De waakzame kop van de slang bevond zich nu ter hoogte van Manuels oksels. Aan de ogen van de Amerikaan, die op het nieuwe bultje waren gericht, kon hij merken dat Butler zich hiervan ook bewust was.
Gedurende een aantal seconden die even zo veel eeuwigheden leken, durfde Manuel bijna geen adem te halen. Op zijn beurt waagde Butler het niet een vin te verroeren: hij bleef zitten met de spuitbus in de hoek van de slaapzak gestoken.
Manuel sloot de ogen. Elk moment kon nu de fatale beet volgen.
Op z'n minst een minuut ging voorbij, zonder dat Manuel werd gebeten.
Twee minuten.
Toen zakte het uitsteeksel in de slaapzak ter hoogte van zijn oksels in elkaar.
Manuel herademde. De slang had de kop laten zakken en verroerde niet meer.
Manuel opende de ogen en keek naar de Amerikaan, met naar hij hoopte een vernietigende blik.
DOUGLAS BUTLER:
De mesties keek Douglas aan met een blik waaruit vooral verachting en kille haat spraken. En dat terwijl Douglas alles in het werk stelde om hem te redden!
Okee, hij gaf graag toe dat het een idioot idee was geweest de slang te lijf te gaan met een spuitbus, maar wat kon hij in 's hemelsnaam ànders doen!?
Híj was niet opgegroeid in het oerwoud, tussen de wilde beesten! Douglas Butler was een beschààfd man, die zich perfect in leven kon houden in de stenen jungle van New York. Hij wist hoe je zakkenrollers en bedelaars van je lijf moest houden, maar hij had nooit een opleiding gekregen voor het verdelgen van slangen!
Vargas staarde hem kil aan en sprak geen woord. Dat kon hij ook niet.
Douglas staarde kil terug. Hij mocht evenmin spreken.
De stilte stond tussen hen in als een hoge dikke muur.
Douglas snapte best dat de mesties hem dolgraag de huid vol wilde schelden en hij had er een fortuin voor gegeven om het rotjoch toe te schreeuwen dat het een onbetrouwbare, ondankbare hond was.
Maar dat was onmogelijk.
Ze konden elkaar alleen maar aankijken met een radeloze, wanhopige blik in de ogen.
Wat deed de halfbloed nù?
Hij knipperde een paar maal snel met de ogen en keek daarna opzij, naar de plek waar zijn linkerhand nog steeds roerloos op het grondzeil lag, buiten de slaapzak.
Moest Douglas naar zijn hand kijken? Goed, dan zoù hij kijken. Al snapte hij niet goed hoe dat hen een stap verder kon brengen.
Zonder dat zijn hand, laat staan zijn arm ook maar een klein beetje verroerde, begon Vargas zijn middelvinger te bewegen. Wilde de halfbloed hem op die manier iets meedelen? Wàt dan?
Gefascineerd keek Douglas toe. Zonder over het grondzeil te wrijven, want een krabgeluid kon de slang alarmeren, maakte Vargas een cirkelvormige beweging met zijn middelvinger.
Alleen de spiertjes van zijn hand bewogen, vanuit de pols. De minste spiersamentrekking in zijn arm of zijn schouder, zou een zekere, bliksemsnelle dood tot gevolg hebben...
De halfbloed probeerde iets te tekenen, besefte Douglas.
Een cirkel... en rond die cirkel... streepjes...
Streepjes... wég van de cirkel...
Wat kon dàt in 's hemelsnaam te betekenen hebben!?
MANUEL VARGAS:
Had die stomme Yankee het dan eindelijk begrepen!?
Manuel vreesde van niet, want Butler had de tent weer verlaten... en dat voorspelde weinig goeds.
Toen hij terugkeerde, zag Manuel zijn voorgevoel bevestigd. Want wat had de Amerikaan déze keer meegebracht? Geen inseciticidenbom, maar een bom van poederkoffie!
De Amerikaan hield de blikken doos in zijn handen, waarin ze hun poederkoffie bewaarden! Wat dacht hij dààrmee aan te vangen!? En wat meende hij opgemaakt te hebben uit de tekening die Manuel voor hem gemaakt had?
Toen besefte Manuel op zijn beurt wat de bedoeling was van de Amerikaan.
Heel zachtjes en verschrikkelijk voorzichtig begon Butler de inhoud van de blikken doos uit te strooien op het grondzeil, tegen de hand van Manuel.
Waarschijnlijk had hij niet duidelijk genoeg kunnen zien welke tekening Manuel had gemaakt op het grondzeil. Maar als Manuel in de poederkoffie een tekening kon maken, zou zelfs een stupide imbeciel als Douglas Butler er nog achter komen wat die voorstelde!
Misschien was het zelfs mogelijk een letter in de poederkoffie te schrijven, die uit te wissen, een volgende letter te schrijven, enzovoort... tot er een heel wóórd had gestaan!
Eigenlijk was die poederkoffie nog niet zo'n gek idee, moest Manuel toegeven. Nee, de Yankee was op de keper beschouwd nog niet zo stom als hij had aangenomen!
DOUGLAS BUTLER:
Vargas tekende met zijn middelvinger een cirkel in het bruine poeder... en daarna streepjes, die zich verwijderden van de cirkel.
De zon?
Wat wilde de mesties hem in godsnaam vertellen over de zón?
Voor alle zekerheid nam Douglas behoedzaam zijn notitieboekje uit zijn achterzak.
'De zon?' schreef hij.
Hij toonde het woord aan Vargas en die knipperde bevestigend één keer met de ogen.
Toen drong het plotseling tot Douglas Butler door wat Manuel Vargas hem probeerde te vertellen. Eén ogenblik stond hij perplex door de geniale eenvoud van het idee.
Hij keek Manuel aan, en deze keer sprak er geen vijandigheid meer uit zijn blik, maar bewondering en ook een zekere voldoening omdat hij zijn gids eindelijk... éindelijk begrepen had.
Douglas knikte en wees naar de hemel, om Manuel op zijn gemak te stellen. Hij wist heel goed wat hem te doen stond. Er was geen twijfel mogelijk. Ze hadden elkaar begrepen.
Manuel van zijn kant sloot even de ogen. Er leek zowaar een ontspannen uitdrukking op zijn gezicht te komen en even meende Douglas een vage, goedkeurende glimlach om de lippen van de gids te zien zweven.
Inbeelding! dacht Douglas. Indianen tonen geen gevoelens!
Niettemin gaf het hem een schok. Dit was de eerste keer in weken tijd dat er iets ànders tussen hem en Manuel bestond dan kille vijandigheid. Het onbegrip tussen hen beiden had plaats gemaakt voor begrip. Letterlijk nog wel: zij hadden elkaar eindelijk begrépen! En dat zonder ook maar één woord te spreken!
Tot zijn eigen grote verbijstering voelde Douglas tranen van ontroering in zijn ogen springen. Hij keek naar Manuel en Manuel keek naar hem en de zachte, warme blik in de ogen van zijn gids liet er geen twijfel over bestaan: ook Manuel was ontroerd.
Terwijl Douglas zich uit de tent terugtrok, schold hij zichzelf de huid vol.
'Sentimentele Amerikaan!' mopperde hij.
En ook: 'Hoe is het mogelijk!? Hoe is het mogelijk dat je daar niet éérder aan gedacht hebt!? Stomme idioot!'
Uiterst voorzichtig begon Douglas Butler de tent te demonteren, terwijl Manuel er nog in lag. Als het zeil ineens naar binnen viel of als er twee tentpalen tegen elkaar sloegen, zou dat het einde betekenen voor zijn gids.
Gedurende enige ogenblikken moest Douglas het tentzeil laten rusten op het lichaam van Manuel. Dat was het spannendste moment van de hele operatie, want er mocht daarbij niet méér gewicht op de slang liggen dan er voorheen al had op gelegen.
Daarna begon Douglas het tentzeil, centimeter na centimeter, op te rollen. Het was een hele opluchting, toen hij het gezicht van Manuel weer te voorschijn zag komen en hij de ogen van de mesties opgewonden en bemoedigend zag schitteren.
Vervolgens kwam het meest angstaanjagende gedeelte van de operatie. Douglas diende het tentzeil over de bult op de buik van Manuel heen te rollen, zonder de slang op te schrikken. Maar ook dit lukte wonderwel.
Op die manier slaagde Douglas er stukje bij beetje in de hele tent te demonteren, terwijl Manuel roerloos in zijn slaapzak op het grondzeil bleef liggen. Manuel lag nu in het volle zonlicht en dat was wat hij al van in het begin had gewild, realiseerde Douglas zich...
MANUEL VARGAS:
Manuel sloot de ogen, om te vermijden dat zijn netvlies gekwetst zou raken door de brandende stralen van de zon, die bijna op haar hoogste punt stond en genadeloos haar licht liet schijnen over deze kleine open plek in het Colombiaanse regenwoud.
Zachtjes en bijna liefdevol legde Douglas hem zijn hoed over de ogen. Het was een vriendschappelijk gebaar, besefte Manuel. Het onmiskenbare misprijzen van de Amerikaan leek plaats te hebben gemaakt voor een soort van... verbondenheid.
Douglas had hem gered uit eigenbelang, want zonder Manuel kwam zijn opdracht in het gedrang en ging hij een bijzonder harde tijd tegemoet in de jungle. Maar dit gebaar stelde hij niet langer uit eigenbelang, dacht Manuel.
Douglas had zijn hoed over de ogen van Manuel gelegd omdat zijn gids... apprecieerde. En op zijn beurt apprecieerde Manuel dit gebaar en daardoor ook de Amerikaan. In feite vond hij dit ene gebaar belangrijker dan al de ongetwijfeld goed bedoelde, maar idiote reddingspogingen die Douglas voordien had ondernomen.
Zijn baas had zijn vooroordelen en zijn minachting opzij gezet. Hij had naar Manuel gelùisterd en zonder dat zij één woord tot elkaar hadden gesproken, had Douglas hem verstààn. En toen had hij uitgevoerd wat Manuel hem had opgedragen, en zo hadden zij deze taak sàmen tot een goed einde gebracht.
En daarna had Douglas hem zorgzaam zijn hoed boven de ogen gelegd...
Manuel kon Douglas nu niet meer zien, maar dat hoefde ook niet.
Hij wist zónder te zien dat de Amerikaan wachtte. Dat hij ongeduldig wachtte.
Zo waren Amerikanen nu eenmaal: ongeduldig.
Indianen hadden alle tijd van de wereld, maar Amerikanen wilden onmiddellijk resultaten zien.
DOUGLAS BUTLER:
Douglas wachtte, het geweer in de aanslag.
Waarom had hij zich niet eerder herinnerd dat het lichaam van een slang niet werkte zoals het menselijk lichaam? De temperatuur van het menselijk lichaam bleef steeds min of meer gelijk, maar dat van een slang niet. De temperatuur van een slangelijf was afhankelijk van de warmte of de koude die daarbuiten heerste.
Een reptiel kon niet lang onbeweeglijk blijven in de zon. Het lichaam van een reptiel was als een ijzeren staaf die door het zonlicht werd verhit. Daarom moest een slang altijd zijn toevlucht zoeken onder een steen of in het struikgewas.
De hete zonnestralen die recht op de slaapzak van Manuel vielen, zouden de slang op de vlucht jagen. Dàt was het wat Manuel hem heel die tijd aan het verstand had proberen te brengen!
Douglas wachtte met het geweer in de aanslag.
Hij had het wapen geladen met hagel. Pas wanneer de slang ver genoeg van Manuel verwijderd was, zou hij schieten. Met een kogel zou hij het beest misschien niet dodelijk verwonden, maar met een lading hagel in de kop...
Het was al elf uur geworden.
Hoe slaagde Manuel er eigenlijk in zelfs geen millimeter te bewegen? Met zijn hoed over het gezicht, in de slaapzak met de vervaarlijke bult, leek Manuel wel een mummie, die al eeuwen geleden was gestorven en sindsdien nooit meer een vin had verroerd.
De slaapzak rimpelde!
Met ingehouden adem, al zijn spieren tot het uiterste gespannen, zag Douglas een kleiner bultje dan die op Manuels buik door de slaapzak golven: de kop van de slang.
Douglas moest zijn laatste restje zelfbeheersing inroepen om niet meteen op de kop te gaan schieten. De spanning van de afgelopen uren had hem verschrikkelijk zenuwachtig gemaakt, maar nu het einde van de nachtmerrie in zicht kwam, mocht hij het niet verknallen!
Langzaam maar zeker, dansend haast, bewoog het uitsteeksel in de richting van Manuels kin. Het leek een beetje op de periscoop van een onderzeeër, vond Douglas.
Toen zag Douglas, voor het eerst sinds hij die ochtend de tent had betreden, de kop van het monster. Er leek een eeuwigheid verstreken sinds dat afschuwelijke moment waarin het tot hem was doorgedrongen dat zijn gids met een slang op zijn buik lag. En toch waren er sindsdien nauwelijks enkele uren voorbij gegaan.
Het ondier had een gemene, knobbelige, driehoekige kop. Tergend traag zocht die kop zich een weg naar buiten toe om te ontsnappen aan de oncomfortabel geworden warmte in de slaapzak.
De kop streek nu langs de wang van Manuel... Het bruinachtige, schubbige en schilferige slangelijf volgde.
Douglas huiverde.
Wat als er nu ook een onwillekeurige rilling van afschuw door het lichaam van Manuel trok?
Maar Manuel bleef perfect roerloos.
Het serpent hield halt, terwijl haar kop zich nog steeds vlak bij het hoofd van Manuel bevond.
Douglas vloekte.
Minstens een meter moest ze van Manuel verwijderd zijn, voor hij kon schieten! Minstens een meter!
Maar alsof de slang zich van het gevaar bewust was, had ze waakzaam halt gehouden.
Wist ze op één of andere manier dat Douglas een tiental meters verderop geknield zat en de loop van zijn geweer op haar kop gericht hield?
Douglas beet op zijn tanden. Zijn vinger kromde zich om de trekker, maar hij kon nu nog niet schieten.
Nu nog niet!
Hij moest geduld oefenen!
Geduld!
De slang kwam opnieuw in beweging, liet zich lui en loom uit de slaapzak op de grond glijden.
De bult op de buik van Manuel werd kleiner.
Nu zag Douglas al het hele slangelijf naast de slaapzak. Het strekte zich uit en het kromp weer in. En zo, golvend en kronkelend, verwijderde het zich met een dodelijke gratie, centimeter na centimeter, weg van Manuel.
Douglas verloor het reptiel geen oogwenk uit het gezicht. De loop van zijn geweer volgde de slangekop. Het zweet stond dik en warm op zijn voorhoofd. Zijn hemd kleefde tegen zijn huid.
De slangekop bevond zich nu op ongeveer een meter van Manuels hoofd. Nog te dicht bij om een schot met hagel te riskeren. Manuel kon verwond geraken en als de slang niet meteen morsdood was, was alle moeite voor niets geweest.
Twee meter.
Drie meter...
Als ik nù niet schiet, verdwijnt het beest in de struiken! ging het door Douglas' hoofd.
MANUEL VARGAS:
Een dubbele ontlading van hagel deed het tropisch woud exploderen.
Vogels krijsten en piepten, apen schreeuwden geschrokken.
Manuel wierp de hoed van zijn gezicht, kneep de ogen dicht tegen het zonlicht en ging met een ruk rechtop zitten.
Douglas had twee maal geschoten en net als het regenwoud was de slang als het ware geëxplodeerd. Ze was door de voltreffers verscheidene meters verder geworpen... in drie stukken.
Douglas gooide zijn geweer in de lucht en startte, luid joelend, een wilde rondedans. Er plooide zich een brede, ontspannen grijns om de lippen van Manuel.
Toen Douglas op hem af danste, om samen met hem de bevrijding van het monster te vieren, weerde Manuel hem echter vriendelijk maar vastbesloten af. In de plaats van schreeuwend en dansend hun overwinning te vieren en op die manier uiting te geven aan zijn opluchting en zijn vreugde, begon Manuel zijn pijnlijke spieren te masseren.
Urenlang had hij roerloos in een bepaald ongemakkelijke houding gelegen. Het zou hem wel nog enige uren kosten vooraleer hij weer op een min of meer normale wijze rond kon stappen. Dansen zat er voor hem momenteel nog niet in.
Hij meende dat de Amerikaan daar wel begrip voor zou opbrengen.
DOUGLAS BUTLER:
Uitgeput liet Douglas Butler zich naast Manuel Vargas op de grond zakken.
'Kan er dan geen bedankje af?' vroeg hij.
De mesties hield even op met het masseren van zijn stramme spieren en keek hem aan.
'Bedankt,' zei hij ernstig.
En toen ging hij eenvoudig door met de massage, alsof er voor de rest niks meer te vertellen viel!
Nu ja, Douglas begreep best dat het geen pretje moest geweest zijn, daar al die uren in die verduivelde slaapzak te liggen met een slang op je buik, zonder een vin te verroeren. Maar had die vent het dan écht niet nodig even zijn hart te luchten en zijn vreugde de vrije teugel te laten?
Douglas zette voor de tweede maal die dag koffie. Met het poeder dat hij niét gebruikt had om Manuel er zijn boodschap in te laten tekenen.
Zwijgend dronken ze van hun koffie, tot Douglas de stilte niet meer kon verdragen.
'Hebben we elkaar dan écht niks te vertellen, Manuel?'
Manuel keek hem over de rand van zijn beker doordringend aan.
'Ik sta bij jou in het krijt, Yankee,' zei hij ten slotte. 'Als ik alléén in die tent had gelegen, dan was ik nu dood geweest.'
Douglas knikte goedkeurend.
'Als jij me niet had geholpen, zou ik die slang ook nooit hebben kunnen verjagen,' zei hij.
'Dat is goed,' grijnsde de mesties. 'We hebben het beest sàmen overwonnen.'
'Sàmen,' herhaalde Douglas instemmend. 'Maar wat ik niet begrijp, Manuel, is hoe jij zo... zo onbewogen kunt blijven bij dit alles. Ik bedoel, niet alleen met die slang op je buik... Toen moést het wel. Maar ook nu... Nu je het gehaald hebt... Je moet toch bang geweest zijn? Hoe kun je daar zo godsonmogelijk rùstig bij blijven?'
Manuel haalde zijn schouders op.
'Wij zijn nu eenmaal anders,' antwoordde hij. 'Jij een Amerikaan en ik...'
Hij maakte zijn zin niet af, maar legde zijn hand op de arm van zijn baas.
'Het heeft ons niet verhinderd samen te werken, of wel soms?'
'En met wat voor een resultaat!' grijnsde Douglas.
'Er zijn ook heel wat dingen die ik van jou niet begrijp, Yankee...'
Douglas trok de wenkbrauwen op.
'Wat dan?'
'Waarom je op de slang hebt geschoten, bijvoorbeeld... Dat was toch nergens meer voor nodig? Ze vluchtte weg...'
Manuel had nog steeds zijn hand op de arm van Douglas en kneep er nu even in.
'Waarom heb je haar doodgeschoten, Amerikaan?' drong hij aan. 'Waarom heb je haar in drie stukken geschoten?'
Met een ongelovige uitdrukking op zijn gezicht keek Douglas zijn gids aan.
'Dat ligt toch voor de hand!?' riep hij toen uit.
'O ja?'
Die paar woordjes dwongen Douglas er dieper over na te denken. En toen kwam hij al gauw tot de slotsom dat Manuel gelijk had. Hij hoéfde helemaal niet meer op de slang te schieten: ze wàs al onschadelijk gemaakt.
Waarom had hij het dan toch gedaan?
Omdat hij woedend was op het ondier dat hen zo veel last had berokkend? Omdat hij het serpent hààtte, dat niet eens bewust kon handelen en alleen maar haar instinct volgde?
'Ik heb geschoten uit woede,' moest hij toen bekennen. 'Uit woede en uit haat.'
Ik, dacht Douglas Butler, heb geschoten uit pure razernij.
Ik, een Amerikaan. De meest 'beschaafde' van ons twee.
Zo bekeken, kon hij nog heel wat leren van deze 'wilde'.
Reacties